Zou het klimaat van een land invloed hebben op de muziekscene? Een interessante vraag die waarschijnlijk met ja beantwoord moet worden. Het is misschien wel een verklaring voor het feit dat er uit Finland zoveel powermetalbandjes komen. Een beetje volgens het principe: het is hier teringkoud, laten we supersnelle muziek gaan maken waardoor we het lekker warm krijgen. Een mooi alternatief voor het saunabezoek, eveneens een populaire bezigheid in die contreien.
Requiem, opgericht in 1999, is één van die groepen uit de florerende Finse powermetalscene. In de line-up van deze band, ten tijde van de opnames van “Mask Of Damnation”, komen we met toetsenist Henrik Klinkenberg en zanger Jouni Nikula twee mannen tegen die er een dubbelleven op na houden. De eerste maakt ook deel uit van het veel bekendere Sonata Arctica, de ander houdt er een bijbaantje bij Altaria op na. Inmiddels leven we in 2004 en zijn deze feiten alweer achterhaald door de tijd. Klinkenberg heeft definitief voor Sonata Arctica gekozen en is vervangen door Jukka Hänninen, en Nikula heeft zijn maatjes van Altaria vaarwel gezegd om zich helemaal op Requiem te kunnen focussen.
Tot zover de inleidende beschietingen, hoogste tijd voor een analyse van “Mask Of Damnation”. Het is het tweede album van onze Finse vrienden en de opvolger van “The Arrival” (2002). De plaat is in de beroemde Finnvox Studio’s gemastered door metalgoeroe Mika Jussila (oa. Edguy, Stratovarius en Children Of Bodom) en uitgebracht op het nietige, vrij nieuwe Portugese metallabel Sound Riot Records. De cd telt acht tracks en de speelduur is beperkt tot een schamele 42 minuten. Kort maar krachtig is misschien de achterliggende filosofie.
Eigenlijk hoeven we daar niet zo rouwig om te zijn, want Requiem ontpopt zich op “Mask Of Damnation” als een middenmoter. Niet in de laatste plaats door de ondermaatse prestatie van zanger Nikula. Het is af en toe echt niet om aan te horen want deze meneer uit zijn mond laat ontsnappen. Gelukkig voor hem hebben zijn stembanden geen eigen mening, anders hadden ze hier zeker een stokje voor gestoken.
Requiem probeert regelmatig de platgetreden paden van de powermetal te verlaten en slaagt daar soms aardig in. Zo kent het titelnummer, naast een licht progressieve opening, een voortrekkersrol voor de toetsen en dat levert een uiterst melodieus werkstukje op. De song Shrine Of The Ocean bevat zowaar enkele symfonische passages maar wordt ontsierd door een vreselijk zeikerig refrein en gruweldadig vals gekraai van onze vocale dierenvriend.
Om deze bespreking niet in mineur te eindigen nog even wat aandacht voor een tweetal geslaagde composities. Alleerst Divine Illusion, dat door zijn theatrale begin en einde de mondhoeken enigszins in opwaartse richting weet te manoeuvreren. Ook het royaal aanwezige groteske gitaargeweld is daar debet aan. Het slotakkoord The Rival’s Spell zorgt voor een redelijk aangename finale. Het gebruik van klassieke pianostukken is fraai en wordt doeltreffend geïntegreerd, bovendien biedt dit nummer genoeg variatie in tempo om te kunnen blijven boeien.
De laatste woorden mogen dan positief zijn, de allesomvattende conclusie is dat zeker niet. “Mask Of Damnation” is niet meer dan een middelmatig, soms zelfs vervelend, plaatje in het overbevolkte powermetalgenre. Voor Requiem is er maar één goede raad; zet zo snel mogelijk die zanger op straat!
Joost Boley