Collega Hans Ravensbergen deed dit jaar wat stof opwaaien bij zijn bespreking van het dit jaar verschenen soloalbum “Challenging Gravity” van Steven Lee (Steve voor fans en intimi) Unruh. Hij stelde namelijk dat Steve Unruh zich “op alle muzikale fronten [kan] meten met Steve Wilson”. Nu kunnen allerlei lieden wel van alles beweren, maar het gevoel dat hier wel eens een kern van waarheid in kon zitten… welnu, daar zal het stof van opgewaaid zijn.
Unruh timmert al sinds halverwege de jaren ’90 als soloartiest aan de weg, maar sinds kort probeert hij ook voet aan de grond te krijgen met een volwaardige band, Resistor, waarvan “Rise” het tweede album is. Als Steve Unruh de nieuwe Steven Wilson is, zal Resistor wel de nieuwe Porcupine Tree zijn? Welnu, als moderniteit en veelzijdigheid de criteria zijn, is de vergelijking aardig op zijn plaats. Muzikaal tapt Resistor toch echt uit een ander vaatje en dat is maar goed ook, want aan matige Porcupine Tree-klonen is er tegenwoordig al bepaald geen gebrek meer.
Resistor maakt stevige progressieve rock die bij vlagen enigszins doet denken aan bands als Jethro Tull, King Crimson, Rush, Yes en Frank Zappa, maar nooit meer dan enigszins. Bij zo’n potpourri duikt tegenwoordig ook al snel de naam Beardfish op en, zowaar, maak in gedachten de muziek van de band van Rikard Sjöblom een slag duisterder en we zijn bijna waar we wezen moeten.
Daar het merendeel van Unruhs solowerk akoestisch van aard is (met “Out of the Ashes” als uitzondering), lijkt Resistor meer Unruhs rock-uitlaatklep te zijn. De stevige ritmesectie en de twee gitaristen (voor elk kanaal één) leveren in eerste instantie een ietwat droog geluid op, dat echter met de vele fluit- en vioolintermezzo’s tot een kleurrijk geheel gesmeed wordt.
Zoals op grond van de hoes wellicht te verwachten was, wordt “Rise” gepresenteerd als een elpee met twee kanten. Nu duren beide plaatkanten bijna veertig minuten, maar een kniesoor die daarop let. Kant één bestaat uit vijf energieke, op zichzelf staande rockers, waaronder het instrumentale Spaceghetti en het epische Mimosa.
Op track zes draaien we de elpee om, waarna we getrakteerd worden op het 39 minuten tellende The Land of No Groove. Dit is een muzikaal gevarieerde vertelling over een wereld gedomineerd door disco, waaruit een viertal musici vlucht, op zoek naar een beter land. Via een reis langs allerlei tolkinistische bestemmingen, treffen ze uiteindelijk op een onontdekt eiland een band aan die al dertig jaar aan het jammen is. Ze nemen de band mee terug naar hun eigen Land of No Groove en de Groove Revolution is een feit.
Het is gedurende dit epos dat de Beardfish-vergelijkingen er het dikst bovenop liggen. Meer dan dat lijkt The Land of No Groove een parodie op klassieke progrock in het algemeen en Rush’ 2112 in het bijzonder. Maar zei iemand daar dat parodie en eerbetoon twee elkaar uitsluitende fenomenen zijn? Nee toch?
“Rise” zal hoogstwaarschijnlijk mijn topdrie over 2010 wel halen. De geïnteresseerde lezer kan de cd rond midprice-niveau bestellen via Steve Unruhs website. De sceptische lezer kan via ditzelfde medium eerst wat gratis nummers downloaden in mp3-formaat. Als de Porcupine Tree-parallel zich doorzet, verkoopt Resistor in 2020 met gemak de Heineken Music Hall uit. Het is de band gegund. Desnoods mag het nog wel wat eerder gebeuren ook.
Casper Middelkamp