Na een wisselvallige serie albums en dito optredens leek het Zweedse Beardfish in 2015 definitief door te breken in de Champions League van de prog met”+4626-Comfortzone“. Grillig als de muziek van Beardfish, volgde een klein jaar later helaas het bericht dat de band werd opgeheven.
Inmiddels was voorman Sjöblom, na een korte vrijage met Andy Tangent-Tillison, al toegetreden tot het Britse Big Big Train en had hij onder de naam Gungfly twee albums uitgebracht. Deze albums bevatten veelal poppy materiaal dat niet geschikt was voor de output van Beardfish, al bleven de prog-invloeden natuurlijk aanwezig. Nu de baardvissen kopje onder zijn gegaan, vervolgt Sjöblom zijn muzikale “reis naar de zon” onder de naam Rikard Sjöblom’s Gungfly.
Speelde Sjöblom op beide Gungfly-albums alle instrumenten zelf, voor dit album heeft hij de hulp ingeroepen van Beardfish-maat David Zackrisson op gitaar en de broers Petter en Rasmus Diamant als ritme-sectie. De toetsen worden beroerd door Sverker Magnusson en Martin Borgh, die dat het laatste jaar ook al bij Beardfish deed. Verder is er een gastrol voor Rachel Hall (Big Big Train) op viool. Het schijnt de bedoeling te zijn dat dit gezelschap in deze bezetting ook gaat optreden.
Beardfish was een band waar toetsen een voorname rol speelden. Binnen Gungfly speelt, ook op dit album, de gitaar de hoofdrol. Toetsen zijn zeker aanwezig, maar veel meer op de achtergrond met af en toe een solo-spot. Nu ben ik nooit een grote fan geweest van Sjöblom’s gitaarspel en ook op dit album worden de gitaarpartijen op den duur enigszins vermoeiend en irritant. In zijn ongekende creativiteit is Sjöblom schijnbaar ook op zoek naar structuur en in die zoektocht legt hij gitaarmotiefjes als lego-steentjes achter elkaar, allemaal in dezelfde kleur, grootte en aantallen. Op die manier worden ze wel heel voorspelbaar. Luister maar eens naar tracks als Off The Orb, Polimixya en Old Demons Die Hard. Gelukkig rolt er ook af en toe een prachtige Steve Howe-achtige gitaar-solo uit zoals op het eind van het openingsnummer. Blijft de vraag wie die solo speelt.
Naast dit kritiekpunt valt er echter bij Rikard Sjöblom ook veel te genieten. Bijvoorbeeld de geweldige melodie-opbouw in, het reeds eerder vermelde Off The Orb, de openingstrack. Prachtig ook hoe die melodie in heftigere vorm terugkeert in het laatste deel van dit nummer. Zijn heldere, soulvolle stem, met af en toe falsetto uithalen, zorgt daarbij voor een nog grotere genotsfactor.
Daarnaast weet hij een aantal mooie sfeervolle tracks te produceren (He Held An Axe, If You Fall en Over My Eyes) waarbij de toetspartijen een onopvallende, doch vernuftige rol spelen.
In tegenstelling tot de eerdere Gungfly-releases staat dit album wel bol van de retro-prog, zij het in een lichtere uitvoering, waardoor de muziek met regelmaat aan Gentle Giant doet denken. Daarnaast getuigen veel composities van Sjöblom’s Beardfish-verleden. Dit resulteert, net als bij Beardfish, in wisselende kwaliteit. Van geniale passages (Off The Orb, On The Journey To The Sun, The River Of Sadness) tot onnodige tierlantijntjes en gedreutel (My Hero, Keith) waar ik zijn creatieve wegen niet meer kan volgen.
Rikard Sjöblom heeft veel credits binnen de prog-gemeenschap en met recht worden hem de nodige muzikale kwaliteiten toegedicht. Tot nu toe is het hem echter nog niet gelukt om deze status met een consistent meesterwerk te onderstrepen.