Soms zijn er van die platen waarvan je heel graag wilt dat ze goed zijn, gewoon omdat je de artiesten kent, omdat ze sympathiek overkomen of omdat ze verbonden zijn aan een goed doel. Robeone’s “Optimistica” is zo’n plaat.
Robeone is Robert Evan Schindler, een synthesizerspeler die – maar dat moet ik een beetje bij elkaar gokken, er is niet zoveel over hem te vinden op internet, zelfs niet op zijn eigen website – sinds een jaar of acht bezig is met het maken van zijn eigen cd’s. Voor die tijd was hij toetsenist bij een lijstje artiesten die bij mij geen, of een heel klein belletje doen rinkelen: Motown zangeres Ronnie Spector bijvoorbeeld, of bluesgitarist Rhett Tyler. Ook speelt hij mee op een plaat van zanger Johnny Nash en op de soundtrack van een documentaire over een negentiende-eeuwse ontdekkingsreiziger. Geen indrukwekkend lijstje, en zeker geen prog.
Die conclusie moet je eigenlijk ook trekken als je de plaat beluistert. Goed, er zitten geluiden tussen die aan Mellotrons doen denken en er zijn veel synthesizersolo’s van het type dat een man als Jordan Rudess in het rond strooit. Maar eigenlijk houden de composities het midden tussen muzak en lounge, nietszeggende deuntjes die het prima zouden doen in een strandtent op Ibiza, maar dan met druk gedoe eroverheen. Want Schindler is dol op soleren. Veel van zijn solo’s, die volgens de plaatjes op de hoes worden uitgevoerd op een Keytar, zo’n futuristisch draagbaar keyboard, bedoelen een elektrische gitaar of saxofoon te imiteren, maar zijn het dan natuurlijk nét niet. Ze zijn ook niet echt goed, als ik heel eerlijk ben. Schindler kan wel snel spelen, maar niet heel secuur, dus het wordt een beetje slordig, een tikje afgeraffeld en ook wel steeds hetzelfde.
Verder is dit een verzorgde uitgave, het klinkt prettig, de hoes is grappig en het allerbelangrijkste: de opbrengsten gaan naar de Bob Moog Foundation, een club die zich bezighoudt met educatieprojecten en het in leven houden van de nagedachtenis aan synthesizerpionier Robert Moog. Vandaar mijn sympathie. Of dit album veel geld zal kunnen bijdragen, is evenwel de vraag. Daarvoor zijn de composities te saai. Ze kabbelen een beetje voort, terwijl Schindler er overheen fiedelt, zonder dat al dat gepiel herkenbare thema’s oplevert, laat staan echte liedjes. Dat is jammer, want zijn vorige album “Dream Suite” worstelt voor een deel met dezelfde gebreken, maar heeft wel composities met een kop en een staart en zelfs een twintig minuten lang epos. “Optimistica” geeft, in weerwil van de vrolijke titel, geen aanleiding tot optimisme.