Toen Robert Calvert in verband met manische depressies het touren met Hawkwind moest opgeven, kreeg hij van United Artists als troostprijs de kans om twee soloalbums op te nemen. Het eerste, de rock-opera-als-hoorspel “Captain Lockheed & The Starfighters”, hebben we eerder behandeld en nu heeft ook de opvolger “Lucky Leif & The Longships” een heruitgave bij Esoteric gekregen. Dat betekent een nieuwe mix (Hoewel Gracenotes vermeldt dat de remix al uit 2007 stamt!), een boekje met een heleboel weetjes over de muziek en de totstandkoming ervan en natuurlijk de onvermijdelijke bonustracks.
“Lucky Leif & The Longships” gaat over Amerika, het land dat door de Vikingen is ontdekt. Eigenlijk was Calvert met een musical over de drooglegging (het verbod op alcohol in de Amerikaanse jaren ’20) bezig, maar toen hij ontdekte dat de Vikingen Amerika ‘Vinland’ noemden, door Calvert heel multi-linguistisch vertaald als ‘wijnland’, vond hij dat zo toevallig dat zijn interesse verschoof van drooglegging naar de Vikingen en hun ontdekkingsreizen. Natuurlijk.
Eigenlijk had ook op dit album het gesproken woord de verschillende liedjes moeten verbinden, maar producent Brian Eno stak daar een stokje voor. Hij heeft echter niet kunnen verhinderen dat het album een rommelzolder vol stijlen is geworden. Calvert koppelt rock aan surfmuziek, folk aan psychedelica, Indiaanse chant aan reggae en country aan jazz. Het geheel is dus helemaal geen geheel maar een eclectisch potje. Dat is nog niet zo erg, maar wel erg is dat al die verschillende stijlen behoorlijk slecht gedaan zijn.
Surfmuziek bijvoorbeeld moet je perfect uitvoeren, met van die Link Wray gitaren of Beach Boys-samenzang. Doe je dat niet, dan wordt het heel snel erg lullig. Zo gaat het met de meeste van deze pastiches. Op Volstead O Vodeo Do imiteert Calvert een Jamaicaan die in een blikken toeter zingt: tenenkrommend. Het van Bo Diddley geleende rock ‘n’ roll liedje Magical Potion: kinderachtig. De bluegrass meezinger Moonshine In The Mountains: te flauw voor The Muppets. Alleen de liedjes waarin Calvert niet te hard probeert een genre na te apen, zijn nog een beetje te genieten. Niet briljant, maar ook niet aanstootgevend. En het folky Voyage To Vinland is best knap gedaan.
Natuurlijk kan Calvert het niet laten om wat onzin op te nemen, zoals het door de echo onverstaanbare gedichtje The Making Of Midgard en de sample-collage Phase Locked Loop. Daarnaast staan er twee bonustracks op de plaat, de voor- en achterkant van een singletje dat Calvert maakte met toetsenist Adrian Wagner over cricket. Het plaatje werd, om andere redenen volkomen terecht, door United Artists geweigerd omdat reggae als muziekstroming nooit iets zou voorstellen. Dat standpunt is volstrekt verdedigbaar als je enige referentiekader Cricket Lovely Reggae is. Het is – zeker in deze politiek-correcte tijden – bijna racistisch.
Vijf matige rockliedjes en een enorme berg flauwe rommel, dat is wat mij betreft de oogst van dit album. In het boekje treurt de schrijver van het essay dat de plaat in 1975 geen enkele reactie teweeg bracht. Calvert zelf weet dat aan het feit dat het experimentele muziek is. Volgens mij is het gewoon suffe muziek.
Erik Groeneweg