Wat moet je in hemelsnaam nog zeggen over een nieuwe collectie soundscapes van progguru Robert Fripp? Acht stukken bekend terrein: bloedmooie, minimale klankportretjes opgetrokken uit flarden door de elektronische mangel gehaalde gitaar die met echo’s en loops herhaald worden terwijl Fripp er nog veel meer effecten overheen kiepert. Nou ja, zo klinkt het wel erg banaal, terwijl het beluisteren van deze soundscapes een bijna mystieke ervaring hoort te zijn. In het begeleidende boekje schrijven Fripp’s persoonlijke begeleiders ten minste over gebeden en religieuze ervaringen tijdens de concerten waarvan deze plaat het verslag is.Om te accepteren dat dit een liveplaat is, moet je even vergeten wat ‘live’ ook al weer betekent. In de eerste plaats hoor je op “Love Cannot Bear” geen publiek. Persoonlijk vind ik dat geen gemis, want als mensen door deze muziek heen gaan joelen blijft er niets van over. In de tweede plaats suggereert ‘live’ dat alles ter plekke wordt gespeeld en dat is bij Fripp natuurlijk ook wat lastig vast te stellen. Wat komt er uit de randapparatuur en wat komt er uit een gitaar?
De langgerekte tonen die over elkaar heen liggen, herinneren aan de samenwerking tussen Fripp en Brian Eno en zijn daarom intussen ook behoorlijk achterhaald. Echt vernieuwend is Fripp hiermee natuurlijk niet meer. De synthesizer-achtige gitaarklanken worden in slechts drie van de acht stukken onderbroken door andersoortig geluid; zo klinkt er in On My Mother’s Birthday een piano-achtig melodietje. Daarmee scheert de muziek overigens ook meteen rakelings langs muzak van de naarste soort. Easter Sunday wordt opgefraaid met akoestisch gitaarspel, best mooi maar ook een beetje vrijblijvend gepiel en wat als zodanig herkenbare elektrische gitaar, waarmee Fripp toch een onovertroffen en direct herkenbare meester blijft. In het titelstuk vocodert Fripp een gedichie over de helende kracht van muziek.
Dat vind ik toch een onrustbarende ontwikkeling: in teksten op eerdere platen kon Fripp nog fijn tegen de (platen)maatschappij schoppen, op “Love Cannot Bear” gaat het over ‘affirmation’, de bevestiging van geloof in de goedaardigheid van de schepping. Nog even en Fripp trekt met klankschalen de wereld over. In het boekje krijgen zijn persoonlijke begeleiders – in feite opgetuigde beveiligingsbeambten die het publiek moeten controleren op illegale opnameapparatuur – bijna de status van priesters die tijdens de dienst ‘a living flow of energy’ zichtbaar moeten maken, een schakel tussen de artiest en zijn publiek. Fripp, als de brenger van het Woord, komt alleen aan bod in zijn muziek. Het is wel een beetje belachelijk.
Maar, zoals gezegd, de muziek mag er zijn, als je tenminste het geduld hebt om een ruim uur van dit soort abstracte klankbeelden aan te horen. De stukken klinken bij vlagen alsof er een compleet symfonieorkest zit, een volle, rijke klank die aanzwelt en weer afneemt maar waar per saldo ook niet veel mee gebeurt. Dat is de kracht van deze muziek, maar het is ook de zwakte. Ik vind het prachtig, saai, ontroerend, kitsch en kunst tegelijk. Wonderlijke muziek van een wonderlijke man.
Erik Groeneweg