Robert Reed is de drijvende kracht achter de progrock formatie uit Wales, genaamd Magenta. Reed is een multi-instrumentalist met sterke roots in de progressieve hoek. Hij geeft zelf aan in hoge mate beïnvloed te zijn door Yes (Rick Wakemen), Genesis (Tony Banks) maar ook door ELO, ABBA en Björk om maar eens een paar namen te noemen. Maar zijn grote inspiratie komt toch van Mike Oldfield. Reed werd namelijk op de leeftijd van zeven danig geïnspireerd om een muzikant en componist te worden na het ontdekken van diens “Tubular Bells“.
Die inspiratie is altijd gebleven. Zodanig zelfs dat hij op latere leeftijd niet alleen het spel, maar alle instrumenten op het album leerde spelen en al die instrumenten ook wenste te bezitten. Wat hij niet bezat heeft hij gehuurd. Dit gold vooral voor de vele peperdure percussie-instrumenten die hij huurde van het Welsh National Opera Orchestra. Belangrijk is nog te melden dat Reed zich verzekerde van de medewerking van “Tubular Bells” producenten Tom Newman en Simon Heyworth, na hen te raadplegen en hun goedkeuring te verkrijgen.
Na al deze informatie is natuurlijk de vraag: hoe klinkt dat dan? En het antwoord is simpel: fantastisch. Reed is erin geslaagd meer als Oldfield te klinken dan de goede man zelf. Het is gewoon griezelig, als je je ogen sluit hoor je de meester zelf en niemand anders. Degene die beweert dat hij/zij kan horen dat het niet om Oldfield gaat, neem ik niet serieus. Het begint al bij de opbouw en de structuur die Reed gebruikt. Hij heeft natuurlijk heel goed geluisterd naar het vroege werk van Oldfield. Dan denk ik niet alleen aan “Tubular Bells”. Ik hoor heel duidelijk invloeden en flarden van “Hergest Ridge” en “Ommadawn”, maar ook van het minder goed ontvangen “Incantations”.
En dan heb ik het nog niet over het gitaarspel. De kenmerkende dunne klank met een folky inslag – door de meester altijd met de vinger(nagel)s gespeeld – het is er allemaal. Hetzelfde geldt voor het melodieuze basspel. Melodieus is wat mij betreft het kernbegrip. Want je belandt van de ene prachtige melodie in de andere. Met dank aan het productionele werk van Newman. Je waant je regelmatig in het prachtige ruige landschap van Wales waar Reed zijn inspiratie uit heeft gehaald. Aan die omgeving heeft hij ook de albumnaam “Sanctuary”, heiligdom, ontleend.
Er is natuurlijk veel te doen over het aspect originaliteit, op internet zijn hele polemieken te vinden over dit onderwerp. Zou “Sanctuary” ooit gemaakt zijn zonder dat “Tubular Bells” er was geweest; de vraag stellen is hem beantwoorden. Nee, natuurlijk niet. In dat opzicht moet nog eens benadrukt worden hoe ver Oldfield zijn tijd vooruit was door dit meesterwerk al in 1973 aan het vinyl (ja, ja) toe te vertrouwen. Maar het was Reed ook niet om de originaliteit te doen. En wat mij betreft is dat ook geen item. Ik kan alleen maar constateren dat er een geweldig klinkend album is geproduceerd dat regelmatig door mijn luidsprekers schalt zonder te gaan vervelen. Daar gaat het toch uiteindelijk om.
Rest mij nog om te vertellen dat in het originele pakket zowel een cd als dvd zijn te vinden met daarop voor de liefhebbers onder andere de 5.1 surround mix, maar ook een geweldige video waarop Reed te zien is terwijl hij alle instrumenten bespeelt in één shot. Ook hierbij is vanzelfsprekend een knipoog naar de meester op zijn plaats, maar het is wederom met veel respect en gevoel voor decorum uitgevoerd. Dit album is zonder twijfel een groot persoonlijk succes voor Reed. Hij is een briljante componist en instrumentalist en is erin geslaagd een passend eerbetoon aan Oldfield’s meesterwerk te produceren. Waarvan akte.