Je zal maar fan zijn van Roine Stolt en daardoor elke release van de bloemenkoning willen aanschaffen. Behalve dat dit een dure hobby zou worden is het sowieso een heel karwei om bij te houden waar deze Zweed zich allemaal mee inlaat. Gelukkig voor de fans heeft hij het deze keer makkelijk gemaakt door gewoon zijn eigen naam op de hoes te laten afdrukken. Voor de vijfde keer in de lange loopbaan van de in 1956 geboren Stolt brengt hij een album uit onder zijn eigen naam. “Wall Street Voodoo” is wel gelijk een dubbelalbum geworden, tja, als je het dan doet dan moet je het gelijk maar goed doen, moet Stolt gedacht hebben. Dit is gelijk dan ook het grootste probleem van deze dubbelaar. Je krijgt twee uur muziek voor de kiezen waarbij helaas regelmatig meer voor de kwantiteit is gekozen dan voor de kwaliteit. Insideout had er beter aan gedaan deze cd uit te brengen als een enkele cd van rond de 70 minuten. Helaas staan er namelijk naast een aantal prachtige nummers ook een paar missers op.
Roine Stolt heeft een verrassende aanpak gekozen voor deze plaat. Voor zover ik weet is de term “Symfonische Blues” een nog niet eerder gebruikt etiket dus daarom zou ik die graag op “Wall Street Voodoo” willen plakken. Volgens Stolt zijn de twee blinkende schijven een ode aan zijn helden uit de jaren zestig en zeventig namelijk Jimi Hendrix, Robin Trower en Peter Green. Om nu te zeggen dat het een echte bluesplaat is geworden gaat mij wat ver, maar er zijn genoeg invloeden te horen van donkere mannen die met een sigaar in de mond de ellende van alle dag van zich af proberen te spelen.
Andere verrassing is dat oud Transatlantic collega Neal Morse vereeuwigd is op “Wall Street Voodoo”. Dit is een tegenprestatie voor een paar gitaarsolo’s van Roine op het rond dezelfde tijd uitgekomen album “Questionmark”(?) van Morse. Als je echter denkt dat je een aantal bombastisch Transatlantic-achtige nummers kan verwachten, heb je het mis. Bijvoorbeeld het door Morse gezongen Head Above Water is een gitaar georiënteerd nummer dat een kleine drie en halve minuut doorkabbelt om de laatste twee minuten helemaal los te gaan. Wat mij betreft een gemiste kans, want echt spannend wil het niet worden. Ook in Everyone Wants To Rule the World, een ander nummer dat Morse mag gebruiken om zijn stem te laten horen (niet als dominee deze keer), slaat de vonk niet echt over. Ik denk dat een willekeurige popband hun hand niet zou omdraaien voor deze simpele compositie. Nee, dat hebben de heren toch wel eens beter gedaan. Als je naast Morse de andere muzikanten door zou nemen is het je eerste gedachte dat Stolt gekozen heeft voor een aantal onbekende talenten. De heren Geffen, Pothead en Woof zullen weinig tot geen belletjes doen rinkelen. Deze namen zijn namelijk pseudoniemen van bekende artiesten, volgens Stolt was het contractueel niet mogelijk dat de echte namen op de hoes terecht kwamen. Voer voor de Baantjer liefhebbers onder ons.
Gelukkig zijn de succesvolle Flower Kings ingrediënten ook soms aanwezig. Op zich maakt het ook niet zo gek veel uit wat voor muziek Stolt maakt, want met zijn uiterst herkenbare gitaargeluid en nasale stem klinkt het al snel als de FK. Tijdens de op het eerste bedrijf staande Dirt komen de bloemengeuren het sterkst naar voren. Dit ruim acht minuten durende nummer zou zomaar van een willekeurige FK plaat kunnen komen. Prachtig gelaagde gitaarpartijen komen uiterst goed tot hun recht onder de politieke teksten van Stolt, die hier de gang van zaken in Amerika eens tegen het licht houdt. Dat dit geen vrolijk verhaal is moge duidelijk zijn. Het is waarschijnlijker dat Stolt in dit mooie muzikale statement niet de bloemen vertegenwoordigt maar eerder een opstandige bij.
Zowel op de eerste als op de tweede schijf staat een behoorlijk stevig nummer, is het op de eerste cd Spirit Of The Rebel dat voor de verfrissing in het geheel zorgt, op de tweede cd is deze eer weggelegd voor Hotrod (The Atomic Wrestler). Vooral laatstgenoemde is een verademing en laat een zeer gevarieerde Stolt horen. De intro had zomaar door gebroeders Van Halen geschreven kunnen worden. Aan de ene kant vol en stuwend, aan de andere kant fragiel en speels. Geen overbodig gefreak maar een schitterende combinatie van Amerikaanse rock uit de jaren ’80 en de intelligente symfo van nu. Een ideaal nummer om eens flink het gas in te trappen tijdens een lange autorit. Wat mij betreft het beste nummer van de cd waarbij Stolt zich eens goed kan laten gaan. Ook Flower Kings’ drummer Marcus Liliequist laat zien uit het juiste hout gesneden te zijn. De drive dat dit nummer heeft wordt tijdens dit album helaas geen enkele keer meer herhaald.
Zoals ik in de eerste alinea al meldde zijn niet alle composities van dezelfde kwaliteit. Roine Stolt heeft de neiging om sommige nummers veel te lang te laten duren. Daar waar normaal een producer nog kan ingrijpen is dat nu onmogelijk aangezien de Zweed zelf de plaat heeft geproduceerd. Er staan twee nummers op “Wall Street Voodoo” die nipt boven de elf minuten klokken. Laten dit nu precies de nummers zijn waar ik op doel. The Observer en People That Have The Power To Shape The Future zijn echt geen slechte nummers (ook niet bijzonder), maar beide duren een minuut of vier te lang. Stolt heeft de neiging om na driekwart nummer het laatste gedeelte als een soort veredelde Robert Fripp het tempo uit het nummer te halen om nog even wat van zijn kunsten te laten horen. Niet door middel van spetterende solo’s maar meer met een soort new-age achtig klotsend gitaarbeekje.
De stelling dat Roine Stolt een begenadigd muzikant is komt na “Wall Street Voodoo” niet in gevaar. Dat hij wel beter heeft laten zien evenmin. “Wall Street Voodoo” zal zeker geen symfoklassieker worden zoals zijn soloplaat uit 1994 “The Flower King”, maar heeft toch genoeg aangename punten om hem op z’n tijd eens in de cd speler te laten glijden.
Sander Kok