Het is tijd voor stevige muziek. Rootwaters laatste album bevat een verzameling korte nummers (zeker voor onze begrippen) die recht op hun doel af gaan. Hiermee bedoel ik dat er van alles gebeurt om de luisteraar per nummer naar een climax (meestal het refrein) te sturen.
De kwalificatie progressieve metal gaat maar deels op. Rootwater lijkt eerder op een mix tussen nu-metalbands als Korn en de hardere varianten Slipknot en System of a Down enerzijds en hardcorebands als Biohazard, Suïcidal Tendencies en Agnostic Front anderzijds. Bij de associatielijst moet ik oude Machine Head, nieuwe Mastodon en Sepultura ten tijde van “Roots” noemen.
We hebben te maken met een band die niet bang is om te experimenteren, maar telkens teruggaat naar de basis waar het er stevig op los gebeukt wordt. Timeless bijvoorbeeld begint veelbelovend met hysterische fluitachtige gilstemmetjes die, hoewel de beschrijving wellicht iets anders suggereert, goed, fris en vooral erg origineel klinken. Het is alleen zo jammer dat de originele ideeën na de intro voorlopig ophouden. Toegegeven, de gilstemmetjes komen in een soort tribal-jasje terug in het midden van het nummer, maar 80% van het nummer is zo vaak eerder gedaan, waardoor het mathematisch en vanuit gevoelsperspectief voor ongeveer 20% progressief is te noemen. Wat dat betreft is Timeless redelijk representatief voor het album.
Allerlei exotische instrumenten komen langs waardoor veel nummers minder staccato overkomen dan gebruikelijk in het genre. Het contrast tussen moderne metal en het putten uit de wereldmuziek kent de progressieve rockliefhebber wellicht van Rootwaters landgenoot Indukti, wat niet helemaal toevallig is. Zanger Maciej Taff heeft voor Indukti’s tweede plaat “Idmen” een bijdrage geleverd en het zou me niet verbazen als Indukti een voorbeeld voor Rootwater is. Overigens is Rootwater niet zo sfeervol, luguber en harmonisch onheilspellend als Indukti, maar er zijn wel wat raakvlakken.
Zanger Taff is overigens erg veelzijdig. Hij brult, zingt en schreeuwt er verdienstelijk op los. Het ironische is dat juist al die variatie in elk nummer weer zorgt voor een zekere voorspelbaarheid, maar als ik daar niet te kinderachtig over doe en alleen op zijn vocale talent inga, kan ik hier alleen maar bewondering voor hebben.
Mijn grootste bezwaar heeft te maken met de productie. Een hoop mensen houden zich hier niet mee bezig, maar naar mijn mening zijn er nogal wat albums verpest door de zogenaamde ‘loudness war’. De albums “Death Magnetic” van Metallica, “Vapor Trails” van Rush en “Black Gives Way To Blue” van Alice in Chains zijn hier goede voorbeelden van; de albums zijn veel te hard gemasterd, wat inhoudt dat elke frequentielaag overdreven volgepropt is om een overweldigende indruk te maken. Elke goede speaker kraakt en de dynamiek verdwijnt uit de muziek omdat de volumes van rustige stukken een behoorlijk wat met de wildere stukken wordt gelijkgetrokken. “Visionism” van Rootwater is om deze reden vaak maar lastig aan te horen. Ik realiseer me dat een hoop mensen hier geen last van hebben omdat het ze niet opvalt, maar het zal velen storen. Vandaar deze notificatie. Op het internet is heel veel informatie te vinden over ‘loudness war’, dus ik laat het hierbij.
De muziek is prima geschikt voor de liefhebber van de eerder genoemde bands, maar degene die hoopt op muziek die klinkt als Dream Theater, Redemption, Prymary, Rush, Riverside, Opeth of Pain of Salvation om maar wat te noemen, komt met dit album bedrogen uit. Het is eerder een album voor de liefhebber van progrock die vroeger veel naar de hardere bands van de jaren negentig luisterde. Gezien de stijgende populariteit van progmetal, denk ik dat er veel van dit soort liefhebbers rondlopen.
Manuel Huijboom