Met de heruitgave van albums uit de vroege jaren tachtig door GAD Records krijgen we een inkijkje in de Poolse neo-progressieve rock scene die achter het ijzeren gordijn plaatsvond. En dat levert zowaar een verrassing op. Het gaat hier om RSC met hun debuutalbum “Fly Rock” uit 1983. Ze brengen sympathieke neo-prog in die typische jaren 80-sound met die kenmerkende uptempo nummers, alsof ze flink opgejaagd werden door de geheime dienst. Voor mij zijn het met name de paar prachtige, rustige, gedragen nummers die hier het verschil maken.
De band bestaat uit zanger Zbigniew Dziala, gitarist Waldemar Rzesut, basgitarist Krzysztof Dzuiba, toetsenist Wiktor Kucaj, drummer Michal Kovhmanski en toetsenist Andrzej Balawender, die ook de vioolpartijen voor zijn rekening neemt. Hun vroege geluid is een kruising tussen AOR en symfonische rock, en dat ligt vooral aan het specifieke vioolspel van Andrzej Balawender’s, dat al snel leidt tot een vergelijking met Kansas.
Daarnaast hoor ik in de rustige nummers het nodige IQ uit dezelfde periode, met hun eerste albums “Tales From The Lush Attic” en “Seven Stories Into Eight”. Deze werden ook met beperkte middelen opgenomen, maar dit staat niet in verhouding tot de problemen waarmee de Polen tijdens het communistisch bewind mee worstelden.
Om u een spoedcursus Pools bij het LOI te besparen staat tussen haakjes de interpretatieve vertaling van de nummers. Jeśli czekasz (Als je wacht) en W ucieczce przed sobą (Op de vlucht voor mezelf), waarbij de titel van het laatste zeker de lading dekt, zijn beide uptempo nummers in de stijl van Kansas. Aneks do snu (Slaap bijlage) is het eerste hoogtepunt dankzij de IQ-achtige aanpak en geluidsproductie ten tijde van “The Wake”. Pralnia mózgów (hersenspoeling) kent de herkenbare Yes-riff van Sound Chaser en de band vervolgt het straffe uptempo werk met Kradniesz mi moją duszę (Je steelt mijn ziel) en Na długie pożegnania (Voor lang afscheid). Het neigt hier echter, mede dankzij dat typische jaren 80 toetsen geluid, wel heel erg naar Toontje Lager.
Het tweede hoogtepunt is het mooi rustig gedragen, instrumentale Dzień na który czekam (De dag waarop ik wacht), met een zalige Camel-achtige gitaarsolo. Z kroniki wypadków (Uit het ongevallendossier) kent weer de bekende Kansas-aanpak en sluit het album af zoals het ook begon, met een fraai viool strijkje. Op deze heruitgave staan nog drie bonusnummers met radio versies van Kradniesz mi moja dusze en twee tracks van hun tweede album.
Poolse neo-prog uit de jaren 80? Je zou RSC eens moeten proberen. De meeste uptempo nummers zijn voor mij wat te gehaast uitgevoerd. Het zijn de twee rustig uitgevoerde nummers die laten zien dat RSC potentieel heeft en prima neo-prog te kunnen componeren. De Poolse zang past daarbij prima en stoort geenszins. Het meegeleverde boekje bevat unieke foto’s van RSC vanachter het IJzeren Gordijn en een uitgebreid interview met de bandleden. Hieruit valt op te maken hoe de naam van de band is ontstaan, maar ja, dan moet je de Poolse taal wel machtig zijn.
https://www.youtube.com/watch?v=VsGKktAcl94