Een knap staaltje Rush! Laat je niet afschrikken door de hoes, de verhalen, de kritieken en de onbegrepenheid van “Caress Of Steel”. Hier lees je de waarheid over dit album!
Het is een onvervalste ‘overgangsplaat’ tussen het nog flink door Led Zeppelin en Black Sabbath beïnvloede “Fly By Night” (1975) en het door velen als eerste hoogtepunt geziene “2112” (1976), waarin Rush langzaam de richting zoekt naar de dan populaire Engelse symfonische rockbands als Yes en Genesis. “Caress Of Steel” wordt echter door velen angstvallig uit de weg gegaan. Waarom? Voornamelijk omdat beweerd wordt dat het een pretentieuze plaat is, waar Rush nog stoeit met de nieuwe invloeden, maar die nog niet goed ruimte weet te geven.
Tsja… dat klopt wel een beetje. Maar het is ook een hele lekkere plaat! Maar laten we het ijzer smeden nu het heet is en eens kijken naar de twee hoogtepunten.
Om te beginnen bevat de plaat het ruim 12 minuten durende The Necromancer, dat is gebaseerd op de verhalen van J.R.R. Tolkien. Het valt in drie delen uiteen en wordt (geheel volgens de indertijd heersende mode) elke keer onderbroken door een ‘verhaalstem’, die donker en geheimzinnig klinkt. De muziek zwelt tijdens deze eerste ‘vertelling’ langzaam aan, waarbij de slepende gitaarklanken van Lifeson bijzonder aangenaam klinken. Geddy Lee zingt op deze plaat weliswaar een octaaf hoger dan op de latere cd’s, het grootste gedeelte van de plaat betreft vrij rustige zanglijnen. Na een stukje zang hoor je Lifeson een gitaarsolo spelen over de genoemde slepende gitaren. Weer komt daar die verhaalstem, waarna de drums van Peart zo’n – later als typisch Rush geziene – langzaam repeterende break laat horen, waarover Lee gillend uithaalt. Opnieuw volgt links en rechts door je boxen een zalige en lange gitaarsolo. Wat rare geluidseffecten bereiden je voor op een enorme uitspatting van geluid en voor het eerst op de plaat gaat Rush voluit! De Rickenbacker van Lee beukt er lustig op los, terwijl de ritmes van Peart nu al onnavolgbaar zijn. Het geluid en de productie zijn verbluffend goed. Het laatste gedeelte heeft een wat rustiger karakter en bezit dezelfde melodie als het eerste. Met een haast triomfantelijke gitaarsolo eindigt het nummer treffend in een fade-out. The Necromancer is een dijk van een nummer.
Het vroegere kant twee van de plaat werd compleet in beslag genomen door de epic The Fountain Of Lamneth. Het betreft een suite van feitelijk weinig met elkaar te maken hebbende liedjes. Critici kunnen terecht stellen dat de suite niet heel goed in elkaar zit en hebben daarin misschien wel gelijk. Neemt niet weg dat het een muziekstuk betreft van hoog niveau. Geddy Lee zingt nergens beter, zowel in de gillende gedeeltes als vooral in de langzame stukken.
Het stuk begint langzaam met een zingend gedeelte, wanneer de bekende riff inzet, welke enkele keren terugkeert. In The Valley is een sterk gedeelte, waarin Lee de verschillende facetten van zijn stem etaleert. Didacts And Narpets is een drumoefening die wat irriteert, maar met No One At The Bridge en vooral het bloedmooie Panacea hervindt Rush zich al snel. Het eveneens sterke Bacchus Plateau (met die zalige gitaarsolo rond 15 minuten) is goed te noemen, maar de fade-out aan het einde verbaast enigszins. The Fountain, als afsluiter, heeft weer hetzelfde riffje als aan het begin en enkele elementen uit andere gedeeltes. De aan elkaar geplakte verzameling liedjes wordt weer keurig afgesloten met een zelfde langzaam gezongen gedeelte als waarmee het begon.
Hiermee is The Fountain Of Lamneth zeker geen klassieker, maar het bevat absoluut een groot aantal prachtige momenten. De zang van Lee is verbluffend en hoewel The Necromancer het feitelijke hoogtepunt van de plaat is, verdient ook dit lange stuk zijn waardering door de gemiddelde Rush-fan.
De overige drie stukken – korte rockende liedjes waarmee de cd opent – zijn niet echt schokkend. Bastille Day mag dan jarenlang een live-favoriet zijn geweest, net als Lakeside Park, maar ik kan er niet veel mee. I Think I’m Going Bald heeft de twijfelachtige eer gezien te worden als het slechtste Rush-nummer ooit (doch ik weet op latere platen wel wat meer kandidaten voor die onderscheiding).
Maar goed, je kan niet alles hebben. Of “Caress Of Steel” beter of slechter is dan “2112” laat ik in het midden. Maar dat “Caress Of Steel” zo langzamerhand wat meer op waarde geschat kan worden, zal duidelijk zijn. Het is een meer dan uitstekende Rush-plaat, lang niet de beste, maar zeker ook niet de slechtste. Strijk maar eens zachtjes over dit staal. Voelt het niet warm en zacht?
Markwin Meeuws