Anno 1974 komt er een ongetitelde plaat uit van een dan nog onbekende band, bestaande uit een onbekende bassist / zanger / schreeuwlelijk, Geddy Lee, een onbekende gitarist, Alex Lifeson en een tegenwoordig eigenlijk nog steeds onbekende drummer, John Rutsey. De plaat biedt een vrij authentiek hardrockgeluid met hier en daar een authentiek bluesmoment. Zoals veel hardrock uit die tijd blijft ook enige invloed uit de psychedelische hoek niet achterwege. Zoals al gezegd: het was 1974 en Rush liep, in tegenstelling tot wat ze later vaak zouden doen, eigenlijk vooral achter de feiten aan.
Wat biedt Rush’ debuut ons? Evenals “Fly By Night”, “Caress Of Steel” en “2112” vormen oerdegelijke weinig-aan-de-hand hardrocknummers een stevige basis en worden deze nu en dan afgewisseld met ‘iets anders’. Echter, waar dat ‘iets anders’ op genoemde drie albums altijd een of twee epische, progressieve nummers zijn (doorgaans ook niet van enige pretentie gespeend), is dat andere op dit debuut nog wat minder gefocust. “Rush” bevat niet één duidelijk equivalent van een By-Tor And The Snowdog, The Fountain Of Lamneth of 2112. Persoonlijk heb ik de indruk dat iets te makkelijk op grond hÃervan slechts het debuut als iets totaal anders gezien wordt dan alle volgende platen tezamen. Naar mijn mening is het eigenlijk pas vanaf “A Farewell To Kings”, waarop die harde kern inkrimpt en van gezicht verandert, dat het geluid van Rush voor het eerst echt wezenlijk verandert. Daarbij zij aangetekend dat alle notie over historisch belang en commerciële doorbraak gemakshalve wel uit dit betoog weggelaten is…
Wellicht belangrijker dan de vorm van de liedjes is de inhoud. En daar komt de geest van de hier nog afwezige Neil Peart om de hoek kijken. Teksten als “Hey baby, It’s A Quarter To Eight, I Feel I’m In The Mood!” zouden, hoezeer ze later in de pop-metal ook gemeengoed zouden worden, op enig album waar hij verantwoordelijk was voor de teksten ondenkbaar zijn. Op de vraag of Peart het meest zijn stempel op de band drukte vanwege zijn teksten of vanwege zijn drumkwaliteiten, zullen de meesten waarschijnlijk toch het laatste als antwoord geven. Beide invloeden zouden vanaf zijn eerste acte de présence voelbaar aanwezig zijn, maar dat doet niets af aan het feit dat John Rutsey een alleszins degelijke hardrockdrummer was, wiens stijl en spel goed bij de Rush van 1974 pasten.
Led Zeppelin. Hè hè, het hoge woord is er eindelijk uit. Alex Lifeson is hier duidelijk beïnvloed door Jimmy Page en Geddy Lee door Robert Plant. Het is ergens wel vreemd dat de stem van Robert Plant vrijwel unaniem tot de groten der geschiedenis gerekend wordt, terwijl Lee’s zang met name in de jaren ’70 toch vooral veel potentiële fans afschrikte. Vooral hier op het debuut heb je toch de indruk dat Lee ook net “Houses Of The Holy” ingezongen zou kunnen hebben. Anderzijds geldt hier waarschijnlijk hetzelfde als met Rutsey: Lee’s zang past het debuut goed, maar zou op volgende platen hier en daar wat ongemakkelijk gaan aanvoelen. Ontwikkelt hij zich zelfs in eerste instantie nog een stukje de verkeerde kant op teneinde er een schepje bovenop te doen…?Zoals gezegd: de meeste songs uit Rush’ begintijd staan zodanig ver af van het geluid waarmee de band later wat bekender zou worden, dat hier voor de slechts matig in deze band geïnteresseerde progliefhebber weinig te beleven is. De plaat is vooral een interessant document voor de wat dieper gravende fan om te zien hoe en waar het allemaal begon. En wie met die gereserveerde insteek aan de plaat begint, zal zien dat er toch wel degelijk enkele pareltjes opstaan. In de eerste plaats is daar Finding My Way: het openingsnummer is voornamelijk de moeite waard vanwege Lifesons vreugdevolle gitaarspel. Aangezien hij zich ook later nooit tot eindeloze shredder of record-notenkraker zou ontwikkelen en voornamelijk in de jaren ’80 sowieso een bescheidener rol zou spelen, springt dit werk in de begintijd er zo uit en Finding My Way is een van de climaxen daarvan.
Working Man is de bekendste klassieker van het album, die ook in de 21e eeuw nog op concerten te horen is. Het is een wat opgerekt hardrocknummer, dat vaak als de meest progressieve song van de plaat wordt gezien, maar dat naar mijn mening toch nog eerder psychedelisch dan symfonisch is. Wederom een vaak overgedane showcase van Lifeson. Daarmee zijn de twee bekendste nummers van de plaat wel behandeld, maar minstens evenveel de moeite waard zijn de bluesy ballade Here Again en misschien wel Rush’ eerste echte meerdelige nummer, Before And After.
Niet écht een Grote Klassieker, niet het eerst denkbare visitekaartje voor de band die later dé bruggenbouwer tussen progressieve rock en metal zou worden, maar wel voor de liefhebber een interessant debuut, waar de heren Lee en Lifeson (en Rutsey!) meer dan dertig jaar na dato nog steeds best een beetje trots op mogen zijn.
Casper Middelkamp