Sinds 1973 / 1974 luister ik naar heavy metal en hardrock. Vele jaren later ontdekte ik pas progressieve metal / rock en symfonische rock. Indien ik in gesprek raak met een gelijk gestemde geest, gaat de gesprekstof al snel over je favoriete band en stroming. Ik ben nu al een aantal keren in een dergelijk gesprek verzeild geraakt en de gesprekspartner kan dan zijn verbazing niet onderdrukken over het feit dat ik niet of nauwelijks in het bezit ben van Rush albums. Rush, vindt men, is toch de grondlegger van de progressieve rock / metal. Ooit in 1976 heb ik een dubbelelpee van Rush aangeschaft, “All The World’s A Stage”. Ik heb het album minder dan vijf keer beluisterd. Dat komt omdat de informatie achterop het album niet overeenkomt met de volgorde op de elpee. Kant één en vier zijn op één elpee geperst en kant twee en drie op de andere elpee en dat schept verwarring.
Enige tijd geleden kon ik, na een tip van een collega, in een naburige plaats mijn cd-verzameling weer uitbreiden, omdat de plaatselijke cd-boer stopte met de verkoop van cd’s. Ik heb onder andere Spock’s Beard, Kayak en Joe Satriani aan mijn verzameling kunnen toevoegen. In de schappen stond ook “Vapor Trails” van Rush en omdat de cd slechts vijf euro kostte, heb ik het album aangeschaft.
Voor het schrijven van deze recensie heb ik “Vapor Trails” meerdere malen beluisterd en nog steeds ben ik er niet uit. Waarom valt het kwartje niet voor mij bij dit Canadese trio? Ik heb geen idee. Ik word gewoon niet gegrepen door hun muziek. De beslissende klik ontbreekt en ik ben bang dat die met deze cd er ook niet komt. De kwaliteit van de muzikanten, de teksten, de productie staan buiten kijf.
One Little Victory opent op lekker vlotte wijze, maar één zwaluw maakt echter nog geen zomer. De stem van Geddy Lee vergt geen gewenning. Natuurlijk is deze specifiek en onlosmakelijk verbonden met Rush, maar staat me niet tegen. In het opvolgende Ceiling Unlimited laat de band en met name Alex Lifeson horen dat ze goed naar U2 hebben geluisterd (of andersom?). Het nummer roept bij mij dezelfde gevoelens op als I Will Follow van eerder genoemde band. Tijdens Ghost Rider denk ik te weten waarom Rush mij niet bij de kladden grijpt. Ik ben niet echt een fan van het gitaargeluid van Alex Lifeson. Op bepaalde momenten klinkt het alsof er veel ‘ruis’ op het geluid zit. Zeg maar, een wat schor geluid. Daarnaast word ik overrompeld door de gelaagdheid van de muziek. Ik hoor links en rechts andere dingen, maar het geheel komt niet samen.
Heel bijzonder aan deze cd is – en dat viel me pas na een keer of tien luisteren op – dat er geen enkele solo wordt gespeeld. Misschien mis ik dat dan wel, een lekker flitsende gitaarsolo. Er zijn echter ook andere bands die niet of nauwelijks solo’s in hun nummers stoppen en die hebben wel mijn aandacht. Een van de betere nummers is het relaxte How It Is. Ook het titelnummer start veelbelovend, maar het gitaargeluid doet het de das om. Gelukkig klinkt het niet constant alsof er ‘ruis’ op de lijn zit. Op die momenten zou Rush mij kunnen bekeren. Zeker gezien het geweldige drumwerk van Neil Peart. Die momenten zijn echter spaarzaam. Het begin van Earthshine roept herinneringen op aan Black Sabbath’s Tommy Iommi. Met een beetje goede wil hoor ik het Ozzy nog ‘zingen’ ook.
Een nummer als Sweet Miracle mag met zijn simpele refrein zeker rekenen om door diverse Amerikaanse radiostations uitgezonden te worden. Vervorming is de hoofdzaak in Nocturne. Zowel het gitaargeluid als de zang worden op diverse momenten vervormd. Het laatste nummer van de cd, Out Of The Cradle, start veelbelovend en weet mijn aandacht ook gedurende langere tijd vast te houden. Lekker vlot met mooi zoemend baswerk en een rustpuntje doen hun werk goed.
Ook na het vele malen beluisteren van “Vapor Trails” ben ik niet overstag. Misschien is het wel te complex, gebeurt er teveel. Mijn voorkeur gaat toch uit naar dat andere Canadese trio, Triumph. Daar krijg ik wel een ‘rush’ van.
Rob van Oosten