SBB, de legendarische progband uit Polen!
Nou ja, dat waren ze in de jaren ’70 althans. De periode 1974-1980 was uiterst productief voor het driemanschap en meerdere albums uit die periode gelden nog immer als standaardwerken binnen de continentale jazzprog, de uit 1980 stammende zwanenzang “Memento Z Banalnym Tryptykiem” voorop. Waar het ijzeren gordijn de band indertijd wellicht nog wat uit het zicht hield, is sinds enkele jaren het gehele repertoire (inclusief een schat aan liveopnamen) via de boxset “Anthology 1974-2004” in de betere webwinkel te koop.
Maar zoals het kennelijk hoort, kwam de band, liefst 22 jaar later (oké, ze waren nog wel enkele malen op tournee geweest tussendoor), met een comeback. En drie jaar later bleek die comeback niet eens eenmalig te zijn geweest. Wat mij betreft kwam het in het kort hierop neer: “Nastroje” en “New Century” waren beide onevenwichtig, maar tijdens de beste momenten toch genietbaar met hier en daar wat plezierige herinneringen aan vergane glorie.
Met nu zelfs een derde album in de 21e eeuw kunnen we eventuele wanprestaties van de band evenwel echt niet meer afdoen met dat het nu eenmaal comebackwerk is. Het lijkt wel alsof de band zich daar zelf ook bewust van was: van de drie recentste platen is “The Rock” met afstand de meest evenwichtige. Goed nieuws?
Nee, dat dan weer niet helaas. Want een evenwichtige SBB is anno 2007 vooral een dodelijk saaie SBB. Jozef Skrzeks stem klinkt vermoeider dan ooit en de “yeah yeah”s en “na na na na”s zijn niet van de lucht. De nieuwe drummer, Gabor Nemeth (zijn voorganger Paul Wertico hield het kennelijk slechts enkele jaren uit bij de veteranen Skrzek en Anthymos) brengt ook niet erg veel leven in de brouwerij.
Wellicht is de plaat dan tekstueel sterk? Zoals we van SBB gewend zijn, bevat de plaat enkele Engelstalige liedjes en enkele Poolse. Een diepteanalyse van de laatste categorie moet ik de lezer schuldig blijven, maar als de Engelse teksten enigszins representatief zijn, wordt daar ook niet al te veel aan gemist.
De plaat kent eigenlijk maar één lichtpuntje en dat is het nagenoeg instrumentale In Heaven And Hell. Hierin vinden we nog iets van de jam-achtige maar uiterst weldoordachte songstructuur waar de band in de jaren ’70 zo het patent op had. De overige songs beginnen soms veelbelovend (opener Skala grenst wat dat betreft aan het misleidende) en bevatten hier en daar wat klassieke harmonieën, maar de grootste gemene deler is het muzikale equivalent van verschaald bier. Dat de meeste nummers daarbij sowieso een minuut of twee, drie te lang doorjammeren, helpt niet echt mee.
Voor een recensent is het wat goedkoop om bij nieuw werk van een al langer bestaande band telkens maar naar de oude successen te verwijzen. Maar sommige bands vragen er wel heel erg om.
Casper Middelkamp