Als de Italiaanse band Senza Nome op 12 mei 2008 zijn gelijknamige debuut-cd presenteert in het Stazione Birra te Rome trakteert men zichzelf op een gastoptreden van Rodolfo Maltese, gitarist van Banco del Mutuo Soccorso. Niet dat Maltese overigens op het gepresenteerde album te horen is, maar dat terzijde. Toen ik dit las in hun meegezonden info, vroeg ik me af in hoeverre de band nu eigenlijk ons trakteert met dit album.
Ik twijfel nogal over het antwoord daarop. Aan de ene kant komt Senza Nome over als een integere band met intense muziek, aan de andere kant is het gebodene op het album vlees noch vis. Een ieder kan uitstekend op zijn instrument overweg, maar in het wisselvallige materiaal blijkt het moeilijk om juist samen te excelleren. Senza Nome maakt het zichzelf ook niet gemakkelijk door progressieve muziek te vermengen met traditioneel Italiaanse. Er is veel piano en akoestische gitaar te horen te midden van de gebruikelijke elektrische instrumenten. Daarnaast laat de band zowel authentieke geluiden van Mellotron, Hammondorgel en Moog horen als moderne synthesizerklanken. Het resultaat is een weinig tot de verbeelding sprekende pot knutselprog ergens tussen psychedelica en pop in. Het is wel allemaal goed bedoeld, maar het komt zo ontzettend naamloos over.
Het eerste nummer Illusioni Un’ Anima Lontana bestaat uit drie delen, maar het hadden er ook twintig kunnen zijn. Wat een enorme pan spaghetti. De intro met de allure van het Vader Abraham lied Daar In Het Kleine Café Aan De Haven lijkt je alle eetlust te ontnemen, totdat een smakelijke Moogsolo weer grip op de slierten krijgt. Daarna kronkelt de muziek verder met psychedelica, jazzrock en een veelheid aan breaks. Nee, ik voel me nog niet echt getrakteerd op iets lekkers.
Zanger Emanuele De Marzi zou de smaakmaker van het geheel moeten zijn, maar dat is hij niet. Zijn Italiaanstalige vocalen geven uiting aan de filosofisch getinte teksten zonder dat hij daarbij enige indruk maakt. Een aardig nummer is Passi, een simpel liefdesliedje waar een gitaarsolo even wat leven in de brouwerij komt brengen. Opmerkelijk hier is de aanwezigheid van een acteur Fabrizio Rinaldi. Later op de plaat, en wel in het lange Ulisse, is Rinaldi wederom van de partij. Daar draagt hij een stuk voor uit “Dante’s Devine Comedy”. Zijn voordrachten brengen rust aan in de muziek maar ze hebben ook iets hoogdravends. Het eenvoudige Passi is een welkome afwisseling, want alhoewel Tumore behoorlijk hoopvol begint ontaardt het met z’n drukdoenerij in een zelfde pan spaghetti als Illusioni Di Un’Anima Lontana, met dat verschil dat de snijdende gitaar helemaal ‘al dente’ is.
Zo dabbert het op en neer op het album met de aantekening dat het middenstuk van Ulisse op zijn minst zeer geslaagd is te noemen, het instrumentale Sopra A Un Pensiero maakt op bedaarde wijze een eind aan de ‘audiële strapatsen’ van de Italianen. Het album sluit af met een videoclipje van het poepwaardeloze nummer Si La Do. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik de met een handycam gemaakte beelden in een melige bui best grappig vind. Oordeelt u zelf.
Dick van der Heijde