Het Amerikaanse gezelschap Shadow Circus wordt vooral geïnspireerd door fantasyboeken en films, dat hebben ze in het verleden al bewezen met de eerste twee albums. Ook dit nieuwe conceptalbum is gebaseerd op een Science fiction verhaal, namelijk “A Wrinkle in Time” van Madeleine L’Engle, die dit jaar de vijftigste verjaardag van het boek viert. Het boek gaat over een jong meisje, Meg Murry, dat samen met haar broertje Charles Wallace op zoek gaat naar hun verdwenen vader. Hij is een wetenschapper die aan een geheim project werkt en plotseling is verdwenen. Het boek heeft diverse prestigieuze prijzen gewonnen in de Amerikaanse literatuur en laat zelfs in deze tijd nog verkoopcijfers zien waar menig schrijver jaloers op kan worden.
Sinds het verschijnen van “Whispers And Screams” in 2009 hebben er weer enkele wisselingen plaatsgevonden in de band. Zo zijn de drummer en de bassist vervangen en is er weer een toetsenist bij gekomen. De bassist is overigens geen onbekende; Matt Masek figureerde ook al op het debuutalbum van de band. Harde kern van de band blijven bandleider John Fontana en zanger David Bobick, die dan ook de grote lijnen uitschrijven.
Met name componist Fontana is ook dit keer weer in staat gebleken een prachtig album neer te zetten. De stromingen zijn op dit album wederom behoorlijk divers, van classic rock tot symfo en er zijn zelfs Keltisch elementen te vinden. Vaak denk je naar een typisch jaren 70-product te luisteren, maar een song later word je weer volledig op het verkeerde been gezet. Wellicht een verschil ten opzichte van het voorgaande album, maar vanaf de eerste noot tot aan de laatste blijf je geboeid luisteren, dat is bijna een garantie. Het album begint met Overture, hetgeen een volledig instrumentale inleiding van het album is. Het is een prachtige, ietwat soundtrackachtig nummer dat de spanning perfect weet op te bouwen. Daarna wordt het verhaal verder ingeleid met het nummer Daddy’s Gone, waar zanger David Bobick gelijk een mooi visitekaartje aflevert. Zoals Markwin al aangaf in zijn recensie van het debuutalbum, lijkt zijn stem regelmatig op die van de zanger van Styx. En waar Shireen Bekker nog wat twijfels bij zijn vibrerende stem heeft, ben ik op dit album helemaal overtuigd van zijn kwaliteiten.
Een song verder hebben we Make Way For The Big Show, wat een heerlijk symfonisch nummer is vol sferische toetsen en een fijne solo. Met een stevige gitaar intro krijgen we daarna Tesseract, dat samen met scheurende Hammondorgels een heerlijk stukje muziek laat horen. Het instrumentale nummer balanceert een beetje tussen Deep Purple en Porcupine Tree in. Heerlijk! Gelijk daarna hebben we mijns inzien het lekkerste nummer van het album: Uriel. Piano en cello openen de weg naar een fantastische beleving, die mij regelmatig doet denken aan Yes en Genesis. Vooral de atmosfeer in dit nummer is betoverend. Het vrolijk aandoende, maar vooral ook intense Camazotz is voor de liefhebbers van een pulserende basgitaar en toetsen een must. Het nummer Ixchel komt vooral erg Celtic in mijn oren over en doet mij zelfs een beetje denken aan Belfast Child van The Simple Minds. Maar dames en heren, dit is ook weer genieten!
Dit is een uitstekend album waar veel mensen plezier van zullen krijgen. De band schotelt ons heerlijke akoestische klanken van piano, gitaar en cello voor, maar ook stevig rockende passages. Daarnaast tref je veel sferische en scheurende toetsentapijtjes van Hammond en Mellotron aan die verwantschap kennen met Uriah Heep en Spock’s Beard, maar bijvoorbeeld ook wel wat Jethro Tull. Toch kopieert de band niet klakkeloos andere bands, hetgeen resulteert in prima composities die stuk voor stuk prachtig zijn en staan als een huis. Je kunt dus duidelijk horen dat de heren beïnvloed zijn door de diverse progrock meesters uit de jaren zeventig, maar dat weten ze mooi te integreren in de nieuwe technieken van deze tijd. Dit album dondert nog even stevig mijn top tien van het jaar 2012 in. Kopen deze cd!
Ruard Veltmaat