Een tijdje terug lag er zomaar een progmetalplaat op mijn Progwereldbureautje; nou en… zou je zeggen? Welnu, ik sta bekend als een ‘neoproglover’ van het eerste uur en van de betere soort met hier en daar een uitstapje naar kwaliteitsprogmetal a la Treshold. Maar goed, de Progwereldredactie zat een tijdje met een onderbezetting aan metalreviewers, dus heb ik mezelf voor de metaalleeuwen gegooid.
Op de avond dat ik met schrijven begon had ik twee aantrekkelijke dames in mijn huiskamer zitten. Mooi, dacht ik, die ga ik dus even aan deze metalen blootstellen…
Voordat ik de reactie van de lieftallige dames aan je onthul, moet ik je iets over dit album vertellen. Het gaat hier om de band Skin The Pig met het album “Article Nineteen” (XIX op ‘ze’ Romeins) uit 2010 alweer, met prachtig boekje vormgegeven en songteksten er zelfs bij. Dat zien we wel eens minder!
De band Skin The Pig (eet u smakelijk…) komt oorspronkelijk uit Belfast, Ierland maar vertoeft momenteel in de contreien van Manchester, Engeland. In de elf jaar dat de zesmansformatie bestaat hebben de varkensslagers slechts een demo en twee epeetjes mogen uitbrengen.
Oké dan, op kousenvoeten de trap af, ceedeetje in de huiskamerinstallatie, de dames even tot rust gebracht, volumeknop op 10 en gaan…
Skin The Pig heeft twee zangers in de gelederen, John Hughes en Chris Smith, en met zijn tweeën halen ze echt alles uit de kast; dan weer rustig en melodieus, dan weer volgt een partij gebrul van gestroopte piggies. Ik vind het trouwens altijd wel knap dat medemensen deze kreten (heet dat niet grunten?) kunnen voortbrengen. Ben ik best wel jaloers op moet je weten! Ook wel leuk, de website van die gasten vereist een of andere ‘run active’ toepassing, dus ik zal wel iets gemist hebben. Je zal het moeten doen met de info die ik direct uit het cd-boekje distilleer.
De vriendinnen moeten hun sessie met huisvriend Stef Bos abrupt afbreken; hier komt Skin The Pig. Het album opent met de track Stendhal Syndrome en dat is er eentje met zowaar behoorlijk lieflijk gitaargetokkel in de intro. Allengs wordt de sound wat voller, hetgeen me doet denken aan Wishbone Ash, hoewel de gitaarriffs ietwat steviger zijn. Geen onaangename opener derhalve. Vervolgens gaan alle registers open… Headbanging is het credo: dubbele bassdrums, gruntzang, maar ook vrij ‘normale’ Opeth-achtige zang en dito melodie. En zoals je kunt verwachten, iets minder voor dit teerhartige neoprogzieltje derhalve. Factory, Factory is van hetzelfde laken een metalpak, alsof de duivel hen op de hielen zit. Wel een lekker gitaarloopje halverwege de track overigens! Room 121 begint wederom subtiel en ietwat Beatlesachtig, hetgeen jammer genoeg niet lang duurt. De nummers tot nu toe zijn mijns inziens niet onaardig, maar het ontbeert de band een fatsoenlijk gecomponeerd nummer neer te zetten.
Het spijt me, de band Skin The Pig gaat vervolgens in dezelfde modus voort en de nummers gelijken dus ook bijzonder op elkaar, hetgeen mijn luisterconcentratie ernstig doet verzwakken. Vandaar dat mijn reële bespreking niet verder komt dan een nummer of 5 – 6. Live kan dit overigens best wel aanslaan. Kijk maar naar die gasten van de Zweedse band Opeth, die in mijn bescheiden mening ook geen wereldschokkende composities schrijven, maar die wel van stevige metal naar Camelachtige songs op hun albums geraken.
Echt serieus, ik ga hier een integere recensie afleveren: hier en daar aantrekkelijke melodielijnen, ietwat teveel van het bekende metallaken, de grunts zijn aan mij niet besteed (onnodige agressie), maar wie van Linkin Park en/of Opeth houdt moet hier zeker en vast eens naar luisteren.
En euh… eens even kijken hoe het met de dames in mijn huiskamer is gesteld? De twee staan klaar om mij eigenhandig het vel van het lijf te stropen en staan op het punt mijn huis gierend te verlaten. Nou ja, je houdt ervan of niet!
Ps. De cd een week gedraaid in mijn auto – en hij groeit wel degelijk…!
Joop Klazinga