De Zweedse band Soen werd ooit bestempeld als een ‘supergroep’, omdat die werd (mede)opgericht door de voormalige drummer van Opeth en Amon Amarth, Martin Lopez en omdat in de begintijd bassist Steve Di Giorgio (onder meer Testament, Death) meespeelde. Di Giorgio heeft echter nooit deel uitgemaakt van de vaste bezetting van Soen (want te ver weg in de VS om mee te kunnen touren), zodat het eigenlijk wel wat ver gezocht bleek.
Er kleefde nog een predicaat aan Soen. Tijdens de eerste twee albums werd de band gezien als een kloon van Tool, waar de band zelf altijd de schouders over ophaalde. Hoe dan ook, met het derde album, “Lykaia”, schudde Soen dit definitief van zich af. “Lykaia” betekende de echte doorbraak voor Soen en het is altijd spannend wat een band doet met de opvolger van een dergelijk significant album.
“Lykaia” viel behalve door sterke songs ook op door de productie. Het album was in zijn geheel op analoge apparatuur opgenomen. Het leverde een zeer warm en helder geluid op. Helaas heeft Soen besloten die lijn niet door te trekken (het is ook een flinke investering vergeleken met digitale opnametechnieken) en het moet gezegd dat dit ook in het geluid te horen is. Belangrijk is ook nog te vermelden dat gitarist Marcus Jidell vervangen is door de Canadees Cody Ford, die natuurlijk ook zijn eigen geluid meebrengt.
Gelukkig is er ook op “Lotus” sprake van sterke songs die prima in elkaar zitten. Als je houdt van progmetal, dan kom je volledig aan je trekken. Het gebeuk op de gitaren wordt op tijd afgewisseld door rustpunten in de vorm van akoestische gitaarpartijen of stukjes piano. Sowieso is het album veel dynamischer dan de voorgangers en is er een prominentere rol voor de toetsen. De nummers zijn goed afgewogen en het album als geheel is veel minder hard. Er staan relatief veel balladachtige nummers op (Lascivious, Lotus, Penance, en met name River).
Soen heeft in elk geval de periode ‘Tool’ volledig achter zich gelaten en kan gerust spreken van een eigen geluid. Niet in de laatste plaats te danken aan het zeer aangename stemgeluid van Joel Ekelöf. Toch jammer dat hij bijna altijd in één of anderhalf octaaf blijft hangen. Af en toe springt hij eens naar een hoger bereik en dat maakt een nummer meteen een stuk spannender (het slot van Martyrs en River waar hij zelfs zeer verdienstelijk een kopstem opzet). Aan de andere kant kan hij erg goed de tweede stem bij zijn eigen zanglijnen zingen en daar worden we altijd blij van. De songs zijn ook wat meer catchy, doordat Soen zich niet geneert om er gewoon een pakkend refrein in te knallen af en toe.
Natuurlijk is “Lotus” schatplichtig aan veel bands en albums die voorgingen. ‘Standing on the shoulders of giants’, moet je maar denken. En dus kunnen we, ondanks het eigen geluid, ook wel herkennen waar Soen de inspiratie vandaan haalt. In Penance horen we een vleugje Kayak qua melodie, met een refrein dat naar Pineapple Thief lonkt. We horen ook Riverside (Lunacy).
“Lotus” is een fijne stap voorwaarts, zonder bestaande fans van de band te vervreemden.
Marcel Debets