Het Engelse Soft Machine maakt zijn opwachting in Paradox, Tilburg, dat gezellig gevuld is met de koude nacht trotserende vijftigers, zestigers en een paar plukjes jeugd; waarschijnlijk van het plaatselijke conservatorium. Ondergetekende is hier nog nooit eerder geweest. Het gaat om een redelijk kleine, doch brede zaal, met drie rijen stoelen, een gordel borreltafels en daarachter vrij plaatst voor het staande publiek. Ze programmeren veel jazz, een genre waar Soft Machine in de begindagen niet tot gerekend diende te worden vanwege het podiumvolume.
Het huidige Soft Machine is de zoveelste rimpel in het water na de initiële plons die veroorzaakt werd door Robert Wyatt (drums, zang), Mike Ratledge (toetsen), Kevin Ayers (basgitaar, piano en zang) en natuurlijk Hugh Hopper op de basgitaar. Van deze namen zien we er geen op het podium, maar richting het einde van de eerste set legt gitarist John Etheridge dit toe. Hij zat in de midden jaren zeventig formatie met John Marshall (ook bekend van mijn persoonlijke favoriet Nucleus) op drums en Roy Babbington op bas. Met deze club werd Soft Machine eerder deze eeuw nieuw leven ingeblazen, maar Marshall overleed onlangs en Babbington kreeg fysieke problemen, waardoor het bespelen van de bas onmogelijk werd. Gitarist Etheridge rekruteerde bassist Fred Thelonius Baker, een bekende uit de Canterbury scene, en Asaf Sirkis op slagwerk. Blazer en toetsenist Theo Travis is al een tijd betrokken bij de familie en werkte eerder ook samen met Gong en Robert Fripp.
Er is geen voorprogramma, het is gewoon een band in een zaaltje met rode gordijnen achter het podium. Het bordje ‘Paradox’ had zo in een jeugdhonk van de jaren negentig kunnen hangen. Tijdens een new age tapijtje komt de band het podium opgeschuifeld en gaan de kabels de instrumenten in. Geleidelijk neemt de band het over van de backdrop met de bekende herhalende basmotieven. Na een uitbraak van de sax van Travis is de gitaarsolo van Etheridge de eerste échte blikvanger. Met zijn kleine Two Rock-versterker creëert hij een strak overstuurd geluid dat de losse noten goed van ritmische impact voorziet, ofwel in gewoon Nederlands ‘lekker door de mix hakt’. De effecten van de gitaar zijn op een muziekstandaard geplaatst, kennelijk heeft Etheridge het tapdansen voor klanken achter zich gelaten.
Het tweede nummer, afkomstig van het nieuwe plaatwerk “Other Doors”, begint met een spannende stijgende progriff. Ook hier mag de gitaar snel de hoogte in voor strakke, abstracte snaarperfectie. Vierentwintigsten (zes noten per tel) vullen de zaal alsof het de normaalste zaak van de wereld is. De spannende backdrop van het slagwerk heeft dat lekkere voortduwende geluid van Billy Cobham van Mahavishnu Orchestra. Goed. Dik. Als het openbreekt komt de saxofoon weer naar voren en kun je van een combi van Hawkwind meets jazz genieten. Soms doen de ingewikkelde instrumentale thema’s me ook denken aan Henry Cow, al vliegt dit Soft Machine niet zo alle kanten op.
Bij het derde stuk mag het koperwerk van Travis wijken voor Mellotron-geluiden en heeft de sinistere gitaar ook iets weg van de vernieuwzuchtige Fripp. Kort daarop wordt het meer mellow, je krijgt er zin van om je oude Baantjer dvd-box er nog eens bij te pakken. Dit ben je zo vergeten als de muziek toch weer spannender wordt en de bas overstuurt, de fluit galmt en het slagwerk een chaotisch vechtpartijtje wordt. Dit is dan vrije jazz, maar mét een scheurende gitaar. Het slaat om. Even waan je je in een verloren psychobeatsessie van CAN. Heerlijk, een tijdloos geluid.
Het mag er dan tam – op het suffige af – uitzien op ‘t podium; dit is wel degelijk gewelddadige, intelligente muziek. Even later imponeert een improvisatie van complexe rockgitaar en drums op hoog tempo, vrij en virtuoos. Het plukje jeugd knikt toe. Die blik zie je vaker bij concerten: “Dit is totaal niet hip, maar wel fantastisch. Wat nu?” Natuurlijk waait ook de geest van Holdsworth hier even doorheen. En ineens was er een half uur voorbij, zie ik op mijn horloge. Daarna mondt een bezinnend stukje clean gitaar uit in een bijzondere solo begeleid door geloopte partijen. Het stuk dat daarop volgt had een ballad van Focus kunnen zijn: melodie, rust en timide verlangens. De solo op de fretloze bas komt hier sterk uit de verf. Het gebruik van flageoletten (boventonen) valt op.
John Etheridge krijgt de zaal dan aan het lachen met verhalen over huidige en voormalige bandleden. Het helpt de band zich te legitimeren. Daarnaast blijkt zo dat abstracte jazzrock uit luchtige geesten wordt geboren. Voor de pauze is er dan een overstuurde bassolo, een grommend geluid dat we allen waarderen. Omdat het verder weinig richting heeft, zoek ik alvast maar even de weg naar de bar.
De tweede set begint met de bekendste sectie van Facelift van “Soft Machine 3”. Daarna komt de groep met Kevin Ayers’ Joy of a Toy. Etheridge legt uit dat dit een leuk meezingbaar deuntje heeft, iets wat zelden het geval was bij Soft Machine. Het publiek beaamt dit door even gezellig mee te hummen. Het stuk One Glove, een titel die deze winterse avond op zijn plaats valt, heeft een lekkere riff die naar het vroege King Crimson ruikt. Hierin mag de gitaar ook weer eens in de versnelling, we staan hier echt naar een virtuoos te kijken. Een kleine legende. Dat is de drummer ook, dus staan we even later te luisteren naar een slagwerksolo à la Pierre van der Linden. Erg knap, fijn om even een nieuwe 0.0 te kunnen scoren en blij dat het weer voorbij is. De medley eindigt met de opening van “7” en de gitaarsolo is wederom spektakel. Vierentwintigsten.
Soft Machine kan prima met nieuwe muziek zijn publiek overtuigen, het heeft altijd een hoog gehalte aan improvisatie gehad. Door juist ook wat bekendere stukken naar voren te schuiven weet de band samenhang aan te brengen tussen alle Soft Machines die we ondertussen kennen. Over nieuwe muziek gesproken, ik wil zo tegen het einde eigenlijk wel die nieuwste elpee meenemen. Een ietwat mal Engels mannetje bij de stand legt uit dat ze er gisteren in Dortmund 57 hebben verkocht en dat ze los zijn.
Het Soft Machine van John Etheridge is een succes. Meer dan ik zelf had verwacht, misschien ook meer dan ze zelf hadden verwacht. Geen elpee dan, maar wel een goede avond met overweldigende momenten, psychedelische naweeën, gebalanceerde virtuositeit, grommende bassen en vooral levende, ademende en soms verstikkende muziek. Liefhebbers van het vroege progressieve genre hebben hier écht wat te zoeken. Zo heel anders dan een show van Focus is het geeneens. Een sterke boeking voor Paradox, een prettig zaaltje met uitstekend geluid en een prettige, licht intellectuele sfeer. Je staat dan tussen de oudere muziekliefhebbers, er viel zelfs een grijze dame met een nog jong gezicht flauw, maar zo is nu eenmaal het avondje uit van de 34-jarige progliefhebber.
Foto’s: Friso Woudstra