Naast het maken van een stevig potje prog metal, is het Italiaanse Soul Secret er bij de meeste albums goed in geslaagd om een fraai concept in de muziek te verweven.
Ook met het nieuwe ‘Blue Light Cage” is de band er weer in geslaagd om met een interessant onderwerp voor de dag te komen. Met de ‘blauwe licht kooi’ bedoelt de band de televisie; de invloed die dit medium op ons leven is vaak veel groter dan we denken. We leven andermans leven. Actueel als dit onderwerp is, zou je dit onderwerp ook op sociale media en de invloed van fake nieuws op de maatschappij kunnen projecteren.
De muziek waarin Soul Secret dit concept heeft verpakt, ligt in het verlengde van de vorige albums van de band, met als grootste verschil dat men nu voor een wat meer songgerichte aanpak heeft gekozen. Ondanks dat het hier een conceptalbum betreft, kunnen de nummers prima individueel beluisterd worden. Verder continueert de band het op het vorige album ingezette geëxperimenteer met meer elektronische geluiden. Toch is het hier gewoon stevige prog metal dat de klok slaat. De invloeden van Dream Theater zijn nog steeds aanwezig, maar wat ‘moderner’ klinkende acts als Anubis Gate of Circus Maximus komen steeds meer terug in het geluid van deze Italianen.
Instrumentaal staat het hier als een huis. Nieuwe gitarist Francesco Cavezza past moeiteloos in het groepsgeluid en geeft hier en daar een fraai visitekaartje af. Belangrijkste component in de muziek van Soul Secret is het toetsengeluid van belangrijkste componist Luca Di Gennaro. Schijnbaar moeiteloos wisselt hij van vintage orgelklanken naar de al genoemde haast dansbare elektronische partijen. Het album beval verder een gastoptreden van Derek Sherinian die een mooie toetsensolo speelt op The Ghost Syndicate.
De achilleshiel van deze band zit in de zang. Het gaat te ver om Lino Di Pietrantonio een slechte zanger te noemen, maar er zijn te veel momenten waarop zijn zang onvoldoende overtuigt. Vooral in de stukken met veel zang, ligt het gevaar van monotonie voortdurend op de loer. Dat is jammer, want de muziek maakt wel indruk.
De slotconclusie luidt dat er een aantal prima songs op deze plaat staat, met als meest positieve uitschieters het lange slotnummer en het prachtige titelstuk. Deze laatste bevat een uitstekende bijdrage op tenorsaxofoon van Marek Arnold die het nummer ruim boven de middelmaat laat uitstijgen. Het is knap hoe complexiteit hier hand in hand gaat met compactheid. De wat mindere zang is niet zo hinderlijk dat dit ervoor zorgt dat we dit album met een onvoldoende moeten beoordelen, maar ik verwacht ook niet dat we dit album in veel jaarlijsten zullen tegenkomen.