Wie van muziek houdt waar nog iets aan te kluiven valt, kan terecht bij de derde cd van het Canadese Spaced Out. Deze band draait eigenlijk vooral om bassist, toetsenist en componist Antoine Fafard. Hij schrijft een soort jazzrock, en zo noemt de band het zelf ook, maar Fafard is ook beïnvloed door componisten als Eddie Jobson, Frank Zappa en Igor Stravinksy. Op Nearfest 2002 speelde de band voor een zeer enthousiast publiek en dat enthousiasme kan ik me goed voorstellen na beluistering van deze cd.
Het is merkwaardige muziek. De plaat begint, na een introniemendalletje, met een langzaam stukje onvervalste heavy metal met aan ELP herinnerende synthesizerakkoorden. Dan komt er een stukje razendsnelle basgitaar, waarna de heavy rif weer wordt ingezet, maar nu slaat de drummer een vrij jazzritme dat het eigenlijke ritme van het nummer totaal negeert. De keyboards geven de melodie aan, de basgitaar speelt de solo’s en de gitaar verdwijnt op de achtergrond. De toon is gezet: dit zijn virtuoze muzikanten die een heel bijzonder kunstje doen.
Ondanks de hardrockgitaar en de prog-toetsen maakt Spaced Out toch echt jazzrock, een soort combinatie van Bill Bruford, John Patitucci en een bescheiden Steve Vai. Dat wordt vooral duidelijk in Spaced In, een nummer dat zelfs een Return To Forever-thema heeft. De heren spelen heel open, nergens wordt het te druk, ondanks de vele solo’s die vooral Fafard geeft. Drummer Martin Maheux speelt de mortel uit de muren maar omdat hij niet te prominent vooraan in de mix geplaatst is, blijft er genoeg ruimte voor alle nuances. Gitarist Mark Tremblay heeft het rustig. Hij hoeft soms hele nummers niet mee te doen, in andere mag hij alleen in het begin en aan het einde het thema meespelen.
Sommige nummers zijn een beetje stuurloos. In Minor Blast bijvoorbeeld volgen de verschillende stukken muziek elkaar op zonder een duidelijk verband. Het nummer begint met een furieus stukje Primus, na twee minuten spelen de mannen onvervalste jazz en na drieënhalve minuut spelen de bassist en gitarist een variatie op “boer d’er ligt een kip in het water” waar de drummer ruim een minuut overheen soleert. Het is leuk, maar het gaat nergens heen. Dan is The Thing veel beter, een mooi langzaam nummer waarin een duidelijk thema structuur aan het nummer geeft. Het is een lyrisch nummer met een schitterende bassolo. Ook E.M.O. is een fraai stuk. Bizarre akkoordenschema’s en een lekker jazzy orgeltje geven hier de toon aan.
Na zes nummers lijkt Fafard de draad een beetje kwijt te zijn. Bright Space is een pompeus stuk synthesizermuziek dat gered wordt door een fabelachtige pianopartij halverwege, maar aan het einde van het nummer nemen de sequencers resoluut over. Waar Abraham hier de mosterd voor gehaald heeft blijkt duidelijk uit de titel van het volgende stuk, Glassosphere – Part III. Het zou inderdaad een stukje van Philip Glass kunnen zijn, herhaling met minimale verschuiving, maar voor het goed loskomt is het alweer afgelopen. Het voorlaatste nummer had voor mij helemaal niet gehoeven: Blue Ron Pipe A.M. is meer klank dan muziek, free-jazz met zelfs een kwakende saxofoon erbij. Pas in het laatste nummer, Blue Ron Pipe P.M., pakken de heren de draad weer op, wordt er weer heftig gedrumd en gebast, en doet de band de naam eer aan met een echt stukje space-rock, compleet met Pink Floyd geluiden.
Al deze bedenkingen nemen niet weg dat ik “Slow Gin” een erg knappe plaat vind die ook na veel draaibeurten interessant blijft. Vooral de eerste helft is grote klasse, Fafard is één van de beste bassisten die ik ken en drummer Maheux kan zich meten met alle progmeppers, met één hand op zijn rug. Je moet er even voor gaan zitten, maar dan heb je ook een fantastisch stuk muziek.
Erik Groeneweg