Het woord spleen, de Engelse benaming voor de milt, is afgeleid van splen (Grieks) en lien (Latijn). Volgens Wikipedia (of dacht je soms dat ik alles weet?) wordt “de term, met name in de literatuur, gebruikt om een depressieve gemoedstoestand mee aan te duiden die minder ernstig is dan het lijkt. Het komt”, aldus diezelfde internetencyclopedie, “neer op het zich ‘lekker droevig’ voelen of niet goed raad met zich weten”. Ofschoon de uitdrukking al in de achttiende-eeuwse, Romantische literatuur dikwijls wordt toegepast, wordt het woord door toedoen van de Franse dichter Charles Baudelaire (1821-1867) één eeuw later nog populairder.
Spleen Arcana is het geesteskind van Julien Gaullier, een in Frankrijk wonende multi-instrumentalist die sinds 1994 muziek maakt. Naar eigen zeggen geïnspireerd door “ouderwetse progressieve rock en muzikale helden als Anathema, Marillion, Mike Oldfield en Radiohead”, neemt hij met zangeres Marie Guillaumet en drummer David Perron zijn eerste album op. Omdat de Fransman op dit album verder alles zelf doet, kan hier met recht over een authentieke soloplaat gesproken worden.
Het korte tijd alleen digitaal verkrijgbare debuut “The Field Where She Died” telt vijf nummers, waarvan slechts een onder de vier minuten klokt, met een totale speelduur van bijna driekwartier. Op enkele verwijzingen naar bands als Camel en Marillion na, kan het gezien de bandnaam geen verrassing meer zijn dat we hier van doen hebben met hoofdzakelijk zwaarmoedige, melancholische rockmuziek met hier en daar een melodieus metalen randje. Hoewel Spleen Arcana helaas nagenoeg nergens het niveau van droefheidgenoten als Agalloch, Anathema, Antimatter en Tiamat evenaart of overtreft, klinkt deze totale treurnis mij als muziek in de oren.
Toch moet ik helaas een niet onbelangrijke kanttekening bij al deze feestvreugde plaatsen. Omdat Julien Gaullier vrijwel alles zelf doet, kent de plaat namelijk een zeer groot minpunt. Terwijl hij de drumpartijen terecht aan een deskundige toevertrouwt, verzaakt de Fransman immers hetzelfde te doen bij de zangpartijen. Ofschoon Gaullier over een niet onprettige zangstem beschikt, spreekt zijn zangstijl mij totaal niet aan. Bovendien resulteert zijn jammer genoeg niet helemaal toonvaste zang dikwijls in een naar alle kanten op zwieberend, onvast zanggeluid. Dit heeft weer tot gevolg dat mijn luisterplezier in deze zwartgalligheid zwaar vergald wordt.
Dat laatste is eigenlijk zeer betreurenswaardig. Ik denk namelijk dat de vijf doorgaans langzaam voortbewegende muziekstukken op “The Field Where She Died” anders zonder enige twijfel in de smaak zouden kunnen vallen bij liefhebbers van depressieve, droefgeestige rockmuziek. Vanwege de zeer matige zang ben ik nu daar helaas niet zo zeker meer van…
Frans Schmidt