Goeie genade! Is er al weer een jaar voorbij? Als dit het nieuwe studioalbum van Spock’s Beard is, dan zal dat wel. Wat gaat de tijd toch hard.
En toch, als je deze plaat opzet, lijkt de tijd stil gestaan te hebben. Dit is het vertrouwde Beard-geluid waar we zo van zijn gaan houden, de Mellotrons, scheurende gitaren, jazzy tussenstukjes, pompeuze drums en de omgevallen platenkast vol verwijzingen naar proggiganten uit het verleden. Tenminste: de eerste nummers On A Perfect Day en Skeleton’s At The Feast grijpen terug naar de beginjaren van de band, Gentle Giant– en Yes-prog met veel lyrische afwisseling en stevige passages. Lekker, maar ook wel bekend terrein.
Vanaf het derde nummer wordt echter duidelijk dat de muziek op deze nieuwe plaat zich laat opdelen in drie soorten. Naast de vertrouwde Beard-muziek kunnen de mannen nog twee kunstjes.
De laatste studioplaat “Octane” liet een voorzichtige en wat mij betreft gunstige ontwikkeling zien in de richting van wat meer blues georiënteerde rock. Die lijn wordt op “Spock’s Beard” al even voorzichtig doorgezet. Zo is Is This Love een stampertje dat van The Rolling Stones of Aerosmith had kunnen zijn als het ritmisch wat minder ingewikkeld was geweest. Amerikaanse pomprock van het zuiverste water. Leuk voor zo lang als het duurt. Sometimes They Stay, Sometimes They Go en Wherever You Stand zijn ook gewoon bluesrock, King’s X zou het bedacht kunnen hebben.
De derde en uiterst plezierige stijl die Spock’s Beard hier uittest doet bovenal denken aan Spock’s Beard Lite, een soort slimmere broer van Toto en Mr. Mister. Minder overduidelijk prog, eerder poppy rock, maar wel van een veel intelligentere soort. Neem bijvoorbeeld All That’s Left, een mooi liedje in 10/4 ritme vol beheerste swing, in zijn eenvoud waarschijnlijk het beste nummer van deze plaat. Mooie samenzang, mooie solo’s, rust. Dezelfde beheersing vind ik ook terug in The Slow Crash Landing Man of het lange With Your Kiss. Evenals de meeste stukken op “Octane” is deze muziek veel aardser, maar ook heel wat minder vermoeiend dan het opgedirkte lawaai van “Feel Euphoria”. Jammer van dat Burundi-tussenstuk in With Your Kiss, dat gebonk slaat nergens op. Eervolle vermelding trouwens voor het prachtige Hereafter, waarop Nick laat horen als zanger nog steeds vooruit te gaan.
Natuurlijk zijn er ook stukken waarin de scheidslijnen tussen de hierboven waargenomen drie stijlen vervagen. Het lange stuk As Far As The Mind Can See lijkt voor een groot deel te passen in de derde stroming, met zijn jazz-rock en rustige begin, maar kent ook een bijzonder pompeus vierde deel dat zo op “Day For Night” had gepast. Dat geldt ook voor afsluiter Rearranged, een prachtig nummer dat de missing link tussen de diverse stijlen zou kunnen zijn. Pomprock met een Mellotron en een Fender Rhodes. Erg mooie muziek met een briljante solo van Alan.
Ik moet eerlijk zeggen dat dit een veel betere plaat is dan ik had verwacht. De mannen lijken eindelijk het zelfvertrouwen te hebben hervonden, de krampachtigheid is er af en daarmee zijn de brille en de speelsheid terug. Ze hinken nog erg op drie gedachten, tussen de oude prog, bluesrock en de nieuwe, wat rustigere stijl, maar al met al is “Spock’s Beard” een volwassen, afwisselende plaat vol prachtige muziek. Neal kan trots zijn.
Erik Groeneweg