“The Kindness Of Strangers” is de plaat die mij ’terugwon’ voor de symfo en prog. Eind jaren ’70 leken er eindeloos interessantere dingen te gebeuren dan symfo’s gewezen grootheden die krampachtig met hun tijd probeerden mee te gaan en in de jaren ’80 had ik het helemaal wel gezien. Ik vond de symfo uit die tijd maar klagerige, sombere treuzelmuziek. Flock Of Seagulls ontmoeten Genesis op een begrafenis, zoiets. Fish? Lamenielache!
En plotseling krijg ik die cd in handen. Ja, het is wel een beetje doorzichtig, hoor. Een stukje Yes, The Beatles, Gentle Giant en Genesis natuurlijk. Echt elk stuk bestaat uit een liedje en een themaatje en die twee wisselen elkaar vroeg of laat af. Bovendien klinkt het niet zo hifi allemaal, als een volledig verzadigde analoge tape die te vaak is afgespeeld.
Maar wat een briljante muziek! Wat een adembenemende thema’s, wat een lef om zo onverstoorbaar te lenen van de oude meesters, wat een plezier en overtuiging. Het eerste nummer van de plaat, The Good Don’t Last, omvat alles wat geweldig is aan Spock’s Beard: een duizelingwekkende en intelligente opeenvolging en verweving van passages uit de klassieke muziek, uit de jazz, uit de hardrock, uit de symfo, en allemaal even goed gespeeld en gezongen (nou ja, je moet wel even wennen aan die gitarist). Een prachtige, kritische tekst, stevige stukjes, swingende stukjes, lyrische passages, een dramatisch refrein, dit nummer heeft alles, én een mellotron! Tegelijk komt in het laatste deel van het nummer Onze Lieve Heer al even om de hoek kijken, maar we wisten toen nog niet hoe Neal’s geloofsovertuiging de glazen zou gaan ingooien.
In In The Mouth Of Madness klinken in de zang vooral The Beatles door. Tekstueel borduurt dit nummer voort op het eerste nummer: een protest tegen de wegwerpcultuur van instant bevrediging en lasserfaire. Een veel simpeler rocknummer met een bijzonder nukkige Alan Morse in het gitaar-/toetsenduel halverwege.
Cakewalk On Easystreet is vooral in het intro een schaamteloze Yes-pastiche, door het basgeluid en de manier waarop de piano om het ritme heendanst. Het liedje gaat over een oorlogsinvalide met een wel heel opgeruimde kijk op het leven. Gewoon een goed liedje met een catchy refrein en een geniaal instrumentaal thema.
June is dè ultieme Beard-ballade, zoals elke band zou moeten hebben. Een melancholische tekst over het gebrek aan ware voldoening in succes en het verlies van onschuld, de mooiste samenzang en die prachtige ontlading als na 3 minuut 42 de drums eindelijk invallen. Het mooiste instrumentale stukje van de plaat is hier het samenspel van piano en akoestische gitaar.
Ook in Strange World komen The Beatles weer even langs, zeker in de geluidseffecten en de vervorming op de zang. Het is echter een nogal gewoon liedje in vergelijking met Harms Way. Het nummer opent met veel bombast en bestaat verder uit drie delen. Een stuk Genesis, een lekker stukje funk en een majestueus einde. De tekst is een religieus getinte oproep je vooral niet af te sluiten voor het onrecht in de wereld, een apocalyptisch tafereel dat pas wat opklaart als Venus de vertrapten der aarde laat herrijzen middels gezang. Hmm. Maar ook hier: wat een fantastische muziek, met een lekkere bluesy gitaarsolo en een fier en onverzettelijk ‘voorwaarts mars’ als Venus na 6 minuut 50 haar gezicht laat zien. Met zoveel enthousiasme en vakmanschap gespeelt dat je de eerste keer helemaal niet doorhebt dat het wel erg op Electric Light Orchestra lijkt allemaal.
Flow, het magnum opus, begint met een nieuw klein tribuut aan Yes en Genesis. Mooi langzaam bezingt Neal Morse het verraderlijke van religieuze sekten, opnieuw ondersteund door een prachtig thema. Na vijf en een halve minuut versnelt de muziek voor een lichtvoetige passage met onwaarschijnlijk drumwerk van Nick D’Virgillio, allemaal voor een brugje naar het tweede stuk. Neal sluit het stuk bij wijze van dagsluiting af met een oproep terug te gaan naar de bron, een slepende, langzame catharsis met een hoofdrol voor de jankende gitaar van Alan.
Je ontkomt er niet aan dit meesterwerkje te zien in het licht van de dramatische ontknoping zes jaar later, want zoals gezegd, tussen de regels is Neal al druk bezig zijn geestelijke zaakjes op een rijtje te zetten. Maar ook nu, net zozeer als toen ik “The Kindness Of Strangers” voor het eerst hoorde, kan ik niet anders dan diep buigen en mijn hoed afnemen voor de makers van deze superieure muziek.
Erik Groeneweg