
Beyond The Blue – The Ray Of Spring
16 juni 2009
Als iemand er aan gedacht had om het busje vol te tanken, was Spring misschien wel nooit bekend geworden. Maar, bij wijze van krankzinnig toeval, had niemand van de vijf bandleden er aan gedacht en dus stonden de heren met een lege tank in het van God verlaten Monmouth, waar ze, op zoek naar een garage, Kingsley Ward tegenkwamen. Kingsley had zich in 1963 met zijn broer in Monmouth gevestigd om daar de Rockfield Studios te beginnen. Hij was al heel lang op zoek naar geschikte bands om op te nemen en op die gedenkwaardige 11 juli 1969 vond hij er één. Hij liet de leden van Spring zijn studio zien, hielp ze aan benzine en nodigde ze uit om een auditie te doen. Een week later werd hij de manager van de band. Want zo gaat het.
Esoteric is kennelijk zo langzamerhand door de onbekende briljantjes uit de geschiedenis van de progressieve muziek heen, want inmiddels buigt men zich over bewezen meesterwerkjes. Na Kestrel nu dus Spring, één van de meest legendarische mislukkingen uit de symfo. Want het gelijknamige album, dat Ward met ze opnam en dat RCA in maart 1971 uitgaf in een bespottelijk dure drievoudige uitklaphoes, werd minder dan 2.000 keer verkocht. Die lp is nu zeer geliefd en doet op internet ruim € 600,00. RCA besloot zich geen twee keer aan dezelfde steen te stoten, maar ondertussen was de helft van de band ook bezig met meer jazzy repertoire, waarna de andere helft opstapte en de band roemloos ten onderging. Er waren wel opnamen gemaakt van nieuwe stukken, maar die verdwenen in een kastje onder de trap en werden vergeten. Want zo gaat het.
Spring, zowel band als album, werden ondertussen helemaal niet vergeten, want in 1992 bracht The Laser’s Edge het album al een keer uit op cd en al snel was iedereen het er over eens dat dit één van de Heilige Gralen van de prog was. In 2002 verscheen de plaat op het Italiaanse label Akarma Records. Nu is er dus de versie van Esoteric, met prachtig opgepoetste opnames én die demo’s voor het tweede album. We mogen aannemen dat dit de definitieve versie is. Er is niet meer materiaal, daarvoor heeft de band tekort bestaan. De bandleden waaierden uit en werden producer (zanger Moran produceerde onder andere “The Principle Of Moments” van Robert Plant en was technicus bij “A Farewell To Kings” van Rush) of bleven muzikant, waarbij vooral drummer Withers bekendheid kreeg als lid van Dire Straits, maar prog op dit niveau maakten ze nooit meer. Want zo gaat het.
Wat maakt Spring zo bijzonder? Laat ik het zo zeggen: als je de Mellotron sexy vindt (en als je dit nog steeds leest, dan is dat zo), dan is “Spring” een orgasme van bijna veertig minuten. De heren hadden een gezond uitgangspunt: het is zo’n boevenwerk om dat kreng te vervoeren, op te stellen en te stemmen dat je, als je dat allemaal eenmaal gedaan hebt, wel gek zou zijn om er niet het uiterste uit te halen. En dus speelden drie bandleden op het instrument, soms zelfs tegelijkertijd. (Een Mellotron heeft immers twee klavieren.) Daarbij gebruikten ze vooral die hemelse strings, maar ook de orgels en de trompetjes. Die combinatie van geluiden maakt dat je Spring onmiddellijk herkent. Daarbij heeft Moran een buitengewoon distinctief stemgeluid, dat iets zoetgevooisder is dan dat van Peter Gabriel, maar er wel wat op lijkt. En misschien wel het allerbelangrijkste: de band was in staat prachtige liedjes te schrijven. Wel heel erg makkelijk te plaatsen in die tijd, met teksten over mythen en aangespoelde soldaten, maar niettemin erg fraai. Mogelijk is de band geïnspireerd door The Moody Blues en het vroege Genesis, maar sommige stukken stammen al uit 1965 en dat maakt het waarschijnlijker dat Spring zelf het wiel uitvond. Dat maakt het album des te knapper.
Op de tweede cd staan dus die stukken die de band had bedacht voor dat nooit verschenen tweede album (hoewel, er is in 2008 ook een cd met dit materiaal verschenen onder de titel “Second Harvest”. Hoe oorspronkelijk die is, durf ik niet te zeggen, in de officiële geschiedenis van Spring komt-ie niet voor). Die zijn ook sterk, maar niet van dezelfde orde als de acht stukken op “Spring”. Je moet daarbij wel bedenken dat het demo’s zijn, eerste probeersels, kladjes die onder hadden van een bekwame producer ijzersterk hadden kunnen worden, maar dat zullen we nooit weten. Ze zijn inderdaad – voor een deel – wel tamelijk jazzy en verraden veel meer dan “Spring” de invloed van The Nice. Devil’s Bandits en High Horses lijken, met die blazers erbij, wel stukken van Blood, Sweat & Tears. Lekkere muziek, maar je wordt er niet legendarisch van.
Heb je “Spring” al in de versie uit 1992, dan zou ik deze uitgave alleen kopen als je een rabiate fan bent. Heb je het album nog niet, dan ben je een dief van je eigen ziel als je het niet koopt. Zo goed is het. Klassieke symfo, toegankelijke liedjes en meer Mellotron dan goed voor je is. Heerlijke muziek.