Homerus laat in zijn Odysseus de hoofpersoon wakker worden als het nog donker is, maar het licht wel begint te veranderen, ongeveer een uur voor de dageraad. Dat is de periode dat wolven graag jagen. Steve Hackett heeft een speciale band met wolven, verbleef er zelfs een tijdje tussen. Op zijn nieuwste productie laat hij zich op de cover afbeelden tussen enkele (echte) wolven. Voor een oud nomadisch paardenvolk dat de steppen tussen Mongolië en de Karpaten onveilige maakte, was de wolf een totem. De cd opent met wolvengehuil, de keuze voor de titel “Wolflight” is dus een logische, zeker als je bedenkt dat het schrijfproces ook voornamelijk in die vroege uren plaatsvond.
Deze Britse meestergitarist neemt de luisteraar mee in een reis door tijd en ruimte, waarbij hij onder meer stilstaat bij het eindeloze gevecht om vrijheid. Hij leidt ons langs lang vervlogen en hedendaagse culturen zoals het oude Griekenland, met Midden-Oosten (Azerbeidzjan), het diepe zuiden van de Verenigde Staten en de Sahara, maar hij haalt ook herinneringen aan zijn eigen jeugd boven en snijdt het gevoelige thema ‘huiselijk geweld’ aan.
“Wolflight” is in de basis een (prog)rock album, maar met duidelijke invloeden van wereldmuziek. Het niet alledaagse gebruik van muziekinstrumenten als de tar, de oud en de dudok (zoek dat lekker zelf eens op!), naast de bekendere uilleann pipes en de digderidoo illustreert dit. Opvallend veel ruimte is er voor klassieke orkestraties, waarmee Hackett zijn voorliefde voor 19e eeuwse componisten als Tsjaichowski en Grieg onderstreept.
In Wolflight komt eigenlijk alles meteen al samen: na een akoestische intro wanen we ons door de klanken van de tar écht op de steppen, lieflijk gitaarspel en zang, gevolgd door een heus orkest leiden heavy gitaarstukken in om naadloos over te gaan in slepend gitaarspel, uitmondend in ijle, wegebbende klanken. Na weer een akoestisch moment volgt een gitaarsolo die door merg en been gaat. Zo mooi. Schijn bedriegt in Love Story Of A Vampire dat zo harmonieus begint, maar waar je de pijn voelt die geweld in relaties teweeg brengt door de huilende gitaar van Hackett en de aan het eind in trieste orkestratie wegstervende stemmen.
Kersmisgeluiden, een kakafonie van geluid en vervormde gitaarakkoorden vormen hiermee een waar contrast in The Wheel’s Turning, met toch ook weer heerlijk solospel. Een harp en een duduk brengen ons in Corycian terug in het oude Griekenland, waar de orkestratie en het staccato gitaarspel voor een onheilspellende sfeer en een koor voor een wervelend, opzwepend slot zorgen. Op gezette tijden weeft Hackett en stukje ragfijn akoestisch gitaarspel in deze muzikale lappendeken, in Earthshine heeft Steve Hackett niet meer nodig dan dit instrument om zijn emoties te tonen.
Hackett slaagt er op meesterlijke wijze in culturen, tijd en ruimte door verschillende muziekstijlen te verbinden tot een logisch en harmonieus geheel, met als rode draad zijn zo herkenbare geweldige gitaarspel, dat niettemin nooit verveelt, omdat hij altijd weer nieuwe dimensies opzoekt en er in slaagt zoveel emotie via de snaren over te brengen, zodat elk nummer zich weer als een kleine ontdekkingsreis laat ervaren. De overgangen in de muziek zijn talrijk en inventief. Hij laat je alle hoeken van de kamer én de wereld zien en horen, waardoor je steeds op het puntje van je stoel blijft zitten, wachtend op weer een nieuw avontuur. Hoe fraai die veelzijdigheid en afwisseling ook tot uiting komen in de klanken van “Wolfligh”, het meest geniet ik toch van Steve Hackett als hij zijn gitaar de ruimte geeft en laat spreken, voor mij is hij hierin ongeëvenaard.
Het is nog donker als ik de deur achter me dicht trek voor een ultralange duurloop. Over een uurtje zal de zon opkomen, langzaam zie ik het licht veranderen. Na enige tijd hoor ik een soort gehuil. De opwinding brengt een lichte siddering teweeg in mijn ruggengraat. Wat, wolven langs de Vecht!? Nee, natuurlijk niet, ik heb “Wolflight” op mijn oortjes. Ik ben uren van de wereld bij het luisteren naar zoveel moois, op jacht naar eindeloze verten, van mij hoeft het niet lichter te worden.