Een jonge violiste betreedt het podium, met een jongeman voorzien van een akoestische gitaar in haar kielzorg. Wat leuk, dacht ik, de Steve Rothery Band met als onvoorziene toevoeging een violiste. En dan een jonge heer die het concert gaat aankondigen. Mijn naïviteit kent geen grenzen. Ik had al onraad moeten ruiken toen een flink deel van het volk tegen half negen nog ontspannen in het café bleef hangen.
Er was dus een voorprogramma. De Britse folkartiest Harry Pane en de Belgische violiste Maia Frankowski verzorgden als June Road de antipasti voor de hoofdmaaltijd. Zingend en musicerend brachten zij een zestal korte nummers, die een sterke geur dragen van Ben Howard, Fleet Foxes en Sarah Jarosz (zelf even checken!). Een hoogtepuntje vond ik hun versie van Big Love van Fleetwoord Mac, met Harry als hoofdzanger. Ik ben bang dat hun ‘nieuwe single’ Glow geen hoge ogen gaat gooien in de hitlijsten. Niettemin was dit optreden, met geode zangpartijen, sfeervol en een voorzichtig opwarmertje voor wat nog komen ging.
In alle bescheidenheid, zoals we hem kennen, betreedt Steve Rothery het podium. Het lijkt hem nog steeds moeite te kosten het publiek toe te spreken. In de hele korte praatjes tussen de nummers ontbreekt de onderkoelde Engelse humor overigens niet.
En voor de tweede keer op één avond werd ik op het verkeerde been gezet. Rothery kondigt aan eerst drie nummers van zijn solo-cd “Ghostst Of Pripyat” te zullen spelen en daarna ‘wat’ van Marillion. Ik was gekomen voor een optreden van Rothery van diens solowerk, met als bonus ‘wat’ van zijn broodheer. Maar het was precies andersom. Na de drie solowerkjes was verder ‘alles’ van Marillion. Een lichte tegenvaller toch, ondanks dat ik mij als een enorme fan beschouw van het werk van Marillion uit de Fish-periode. Drommels, drommels, drommels…
Toen uit het niets de ijle klanken van Morpheus kwamen opwellen wist ik van dat alles nog niets en konden de ogen gesloten worden. Het subtiele, maar door perfectie gedreven gitaarspel van Rothery nam in een oogwenk de hele ruimte in beslag. Als dan de eerste krachtigere solo het nummer openbreekt wist ik weer waarom hij een van mijn favoriete gitaristen is. Hij weet zoveel gevoel in zijn spel te leggen, heerlijk! Dat is helemaal het geval bij Old Man Of The Sea, dat ook prachtige wendingen in zijn spel kent. Een belangrijk rol is meteen ook weggelegd voor toetsenman
Riccardo Romano, die wij ook kennen van RanestRane, een band waar Rothery een bijzondere band mee heeft.
Summer’s End volgt nog en dan volgt het ‘blokje’ Marillion. Zanger Martin Jokubski betreedt het podium, dat hij letterlijk en figuurlijk vult. In tegenstelling tot Rothery is hij wél een performer. Hij neemt het publiek mee en zweept het op als een passage hierom vraagt. Aangenaam verrast ben ik door de keuze van Cinderella Search, dat niet op een studioalbum is uitgebracht. Mooie gitaarsolo’s, ingehouden zang én een opzwepende passage vormen een fraai totaalplaatje van de vroege Marillion. Dat geldt ook voor Three Boats From The Candy, waarbij ook naar een climax wordt toegewerkt. Het is ronduit genieten van de titelsong van “Script For A Jester’s Tear”, voor mij het hoogtepunt van dit ‘blokje’. Het einde, met de gitaarsolo op een weldadig bedje van toetsen is fenomenaal. Helaas blijft het bij dit ene nummer van wat toch wel als het beste werk van Marillion kan worden beschouwd. Graag had ik ook nog Chelsea Monday of The Web gehoord, maar je kunt niet alles hebben. “Fugazi” wordt met twee nummers eer aangedaan. Vooral Incubus maakt indruk. Het gevoelige zanggedeelte met pianobegeleiding zorgt voor kippenvel, zeker als aan het einde na “just like a greasepaint mask” Rothery een van zijn fraaiste solo’s ten beste geeft. Marillion op zijn retour met Fish nog in de gelederen leverde “Clutching At Straws” op, waarvan Sugar Mice werd gespeeld. Bij de eerst klanken van Afraid Of Sunlight gaat er een belletje in mijn hoofd: hoogste tijd om bier te halen!
We zien dat Rothery geniet van het spelen van het oude werk van Marillion en voor een volle enthousiaste zaal. Dat we niet mogen klagen over het geluid helpt zeker ook een handje mee, al hadden voor mij de toetsen hier en daar wel wat meer promintent in de mix mogen zitten. De geest van Hogarth waart na ongeveer de kortst denkbare pauze nog één maal rond in de Boerderij tijdens het onvermijdelijke, maar wel weer erg mooie, ingetogen Easter – met die solo die door merg en been gaat – hoe toepasselijk op Goede Vrijdag. Rothery kan “Misplaced Childhood” natuurlijk niet links laten liggen. Hij speelt de kaskraker Kayleigh, het nummer dat van hem, volgens eigen zeggen, ook even een rockstar maakte. Lavender, Blue Angel en Heart Of Lothian liet de band aansluitend naadloos in elkaar overlopen.
En dan zitten de twee uur van de Steve Rothery Band er al weer bijna op. De band, met de gememoreerde uitstekende zanger en dito toetsenist, die zich in moest houden om zijn klavieren te beklimmen of op te eten, deed verder gewoon zijn werk zonder bijzonder op te vallen. Twee dijenkletsers sluiten de set af. Zowel bij Garden Party als bij Market Square Heroes kan het publiek, indien gewenst, los en kunnen de handjes weer de lucht in.
Op het verkeerde been of niet, het was twee uur volop genieten van een Rothery in vorm met zijn uitstekende band, die de oude tijden van Marillion weer deden herleven. Ik hoop dat hij toch nog weer eens nieuw werk uitbrengt en dan terugkomt voor een show waarbij hij nog meer van zichzelf kan laten zien.