Alweer een prachtige en beluisterenswaardige redding van Esoteric Records, het label dat nu met zo’n hoge frequentie oude opnamen aan de vergetelheid onttrekt, dat wij er onze handen aan vol hebben. Gelukkig is dat (meestal) erg fijn werk.
Onderhavige uitgave is een voorbeeldig exemplaar: Steve Swindells is – met alle respect – een voetnoot in de geschiedenis van de rock, maar zijn platen zijn toch te bijzonder om zomaar te laten verdwijnen. Daarbij voegt Esoteric gul een tweede cd toe met muziek die nog nooit eerder het daglicht zag.
Maar eerst even de basis: wát is een Steve Swindells en waarom zou het ons wat moeten schelen? Het antwoord op die laatste vraag is open voor debat, maar goed: Swindells was lid van Hawklords, een dependance van Hawkwind, hij was lid van de band Pilot en hij maakte drie platen waarop een paar min of meer belangrijke gasten meedoen, zoals bassist Johan Gustafson en King Crimson drummer Mike Giles. Daarnaast was hij een belangrijk deel van DanMingo, maar je hoeft je er niet voor te schamen als je dat ook niet kent (dat doe ik tenslotte ook niet).
In het boekje beschrijft Swindells de moeizame totstandkoming van deze twee platen, waarbij hij een zeer zwart portret schetst van producer en manager Mark Edwards. Dit heerschap had een enorm succes gehad met zijn productie van het eerste album van Curved Air en hij beloofde Swindells gouden bergen. Al snel bleken die bergen te zijn opgetrokken uit cocaïne en onthulde Edwards de ware reden van zijn interesse: herenliefde. Als we Swindells mogen geloven had Edwards hem zo goed als opgesloten in een flatje waar hij alleen uitmocht om in de studio te werken, waarbij Edwards zodanig schuin stond van de drugs en drank dat zijn aanwijzingen eerder averechts werkten. Kan allemaal waar zijn, maar Swindells toont zich in zijn beschrijving van die roerige jaren bepaald geen objectieve verteller. Niemand is zo briljant en knap als hij, niemand is zo slecht behandeld als hij en niemand kende zoveel beroemde mensen.
Wist je dat hij ooit in een studio werkte waar Eric Clapton ook was? Ze hebben nog tafelvoetbal gespeeld! Wist je al dat op één liedje van zijn plaat de drummer van King Crimson meespeelde? Wist je al dat hij ooit in een studio werkte waar één verdieping hoger, járen later, Do They Know It’s Christmas is opgenomen? Phil Collins speelde op dat nummer mee! Tjonge jonge!
Blijft natuurlijk sneu dat je tweede plaat nooit uitkwam omdat je manager in een dronken bui de platenbaas te lijf ging, maar moet je daarom vertellen dat je dezelfde synthesizer had als Stevie Wonder?
De muziek (oh ja,da’s waar ook) op “Messages” is overigens bijzonder aardig. De plaat past voortreffelijk in zijn tijd en bevat rock en orkestrale popmuziek waar de jaren ’60 nog een beetje in nagalmen, licht psychedelisch en zeker hier en daar symfonisch, met name in het lange sluitstuk Messages From Heaven. Het grote orkest en de knappe arrangementen helpen daar wel bij, natuurlijk. Denk aan Duncan Browne, denk aan John Miles ten tijde van Music, denk aan Renaissance zonder folk en zonder zangeres, denk aan een wat minder gepolijste Allan Parsons Project in de beginjaren. Prettige muziek voor een regenachtige zondagmiddag. Niet alles is even origineel, de teksten zijn soms wat kinderachtig en ik vind Swindells niet over de hele plaat overtuigend als zanger. Daar staat tegenover dat hij een paar fraaie composities in zijn mars heeft en een sterke pianist en toetsenist is. Zijn mooie synthesizersolo’s geven de plaat nog wel het meest proggy element.
“Swindells’ Swallow” is een korter maar verder vergelijkbaar album. Het is opgenomen in 1975 en nooit eerder te horen geweest. Gek genoeg kan Swindells zich niet meer herinneren wie er op meespeelden, dus dat zullen geen bekende namen zijn geweest. The Walking Song is een beetje flauw, maar daar staan genoeg andere, knappe stukken tegenover. Niet zo goed als “Messages”, maar goed genoeg.
Alles bij elkaar is dit een album dat mijn leven niet noemenswaardig heeft veranderd, maar ik ben toch blij dat ik het ken. Zo is het met veel Esoteric uitgaven: niet onmisbaar, maar wel reuze de moeite.
Erik Groeneweg