Wanneer Steven Wilson in 2001 het album “Blackwater Park” van Opeth samen met Mikael Åkerfeldt produceert is dat het begin van een lange samenwerking tussen beide heren. Als tien jaar later, begin 2011, Opeth wederom in de No mans land studio’s van Wilson is om het album “Heritage” op te nemen, is dat het moment waarop beide heren gaan nadenken over een muzikale samenwerking. Wilson is dan tevens bezig met de opnamen voor zijn soloalbum “Grace For Drowning”. Ongeveer gelijktijdig met de opnamen van deze beide albums wordt ook het eerste nummer van deze samenwerking Drag Ropes opgenomen. Wilson zegt hierover: “The final part in the odd trilogy of records“.
Wat kun je van deze samenwerking verwachten? Als je beide heren kent en de muziek die ze maken voor hun respectievelijke bands, dan zou je een mix daarvan kunnen bedenken. Maar niets is minder waar. Dit album klinkt als geen van de eigen bands, of zoals ze beide aangeven in meerdere interviews: “dit was iets wat we bij onze eigen bands niet konden maken”. En inderdaad het album klinkt compleet anders en verfrissend nieuw.
Het eerste nummer Drag Ropes straalt deze unieke samenwerking ook meteen uit. Meerstemmige samenzang, perfecte gitaarsolo’s, donkere basgitaar en schitterend percussiewerk. In het nummer wordt een mysterieuze, dreigende sfeer neergezet, die perfect wordt uitgebeeld door de video die door Jess Cope is gemaakt voor dit nummer. De muziek voert je op een ingetogen en bescheiden wijze door je eigen gedachten. Het indringende tikken op de bekkens, aangevuld met de heldere gitaarsolo en gesynthetiseerde viool. Prachtig!
Het titelnummer ademt de jaren zeventig rockmuziek uit, die beide heren duidelijk adoreren. Rustig tokkelend op een akoestische gitaar, ondersteund door een langzaam sterker wordende elektrische gitaar en de zachte bedwelmende stem van Wilson. Het nummer bouwt verder op met synthesizers, samenzang en percussie. Het nummer kent wederom weinig echte drums, maar wel een handgeslagen trom (dit is waarschijnlijk een zeer specifiek instrument, waarvan bij mij de informatie momenteel nog ontbreekt). Het nummer lijkt soms op een 21 eeuwse uitvoering van Riders On The Storm. Het middenstuk is dan weer erg experimenteel en psychedelisch, dat weer abrupt overgaat in het rustige sfeertje van het beginstuk. Als geoefende luisteraar heb ik veel moeite om alle instrumenten te ontdekken die worden gebruikt of nagebootst, want waarschijnlijk zijn ze allemaal met de synthesizer vervaardigd. Dit is in elk geval een mooie vraag voor een komend interview.
Het album is duidelijk een product van deze twee artistieke grootheden. Ze hebben vooral hun eigen ideeën over mooie muziek uitgewerkt en daarmee op een speciale manier geëxperimenteerd. De eerdere geruchten over een supergroep hebben ze met dit album volledig ontkracht, maar tegelijkertijd ook overtroffen. Wilson en Åkerfeldt hebben alles samen gemaakt en opgenomen. Om de nummers te componeren hebben ze niet een drumbeat gebruikt, maar eigen gitaarakkoorden. Daarmee krijgen de nummers een specifieke sound en ambiance. Zelfs de drums, die sporadisch op dit album voorkomen (volgens de statistieken circa 20% van het totaal), hebben ze eerst gesampled om later te laten inspelen door Gavin Harrison. En Harrison heeft op dit album wederom laten horen dat hij één van de beste drummers ter wereld is. Op het nummer Hag laat hij heel goed horen wat hij kan.
Het voert te ver om elk nummer uitvoerig te bespreken, maar de zes nummers op dit album zijn allemaal van hoge klasse. De nummers variëren van metalachtige uitbarstingen, meeslepende melodieën en prachtige meerstemmige samenzang tot jazz/fusion en ambient-achtige nummers als Ljudet Inn. De muzikale perfectie en de perfecte productie, die zeker op de 5.1 versie goed tot zijn recht komt, zullen deze keer wellicht wel tot de Grammy Award leiden, waarvoor Wilson al drie keer eerder is genomineerd. Iemand schreef recentelijk dat alle muziek al is gemaakt, dit album bewijst zijn ongelijk.
Mario van Os