Zelden zal een band zo’n vliegende start hebben gekend als Strangefish. In het jaar 2003 bracht de band zijn eerste schijf ter wereld. “Full Scale” kreeg de ene na de andere goede recensie en viel bij het prestigieuze Classic Rock Society (jaarlijkse symfo verkiezing) flink in de prijzen. Naast persoonlijke prijzen voor zanger Steve Taylor (best male singer) en drummer Dave Whittaker (best drummer) mocht Strangefish ook nog eens de prijs voor best newcomer ophalen. Overweldigend begin dus, maar ook eentje dat een bepaalde druk met zich mee brengt. De tweede cd is voor elke band een heel gevecht, maar als je ook nog eens al die prijzen in je kontzak heb zitten, wordt dit natuurlijk alleen maar moeilijker. Een ééndagsvlieg wil je tenslotte niet worden.
Strangefish is afkomstig uit de Engelse stad Manchester. De band kan je vrij makkelijk plaatsen in het, toch wel vrij volle, neoprog hoekje. Evenals een band als bijvoorbeeld Clepsydra ligt de muzikale lijn in het verlengde van het “oude” Genesis en Marillion. Gelukkig weet Strangefish ook de wat meer experimentele kant van de neoprog vaak te verkennen zodat het geen ‘Kloon van’ wordt. Voorbeeld daarvan is het zesde nummer. Have You Seen The Light heeft een overduidelijke Porcupine Tree verwijzing. De gitaarriff van Bob (gehele naam onbekend) ligt erg dicht tegen het geluid van Steven Wilson aan. Dit energieke nummer zit sterk in elkaar, met de nodige rustpunten als het moet en krachtig en snel als het kan. Naast de goede en strakke gitaarpartijen van Bob is de hoofdpersoon op dit album toch iemand anders. Toetsenist Paul O’Niell is de man waar het in Strangefish hoofdzakelijk om draait. Mooie groteske toetspartijen komen veelvuldig voorbij. Zeker geen overbodige krachtpatserij maar meer van het subtiele werk. Veelal lijkend op Tony Banks en, vooral, Mark Kelly vanuit de Marillion met Fish periode. Tijdens de nummers Ignorance Of Bliss en Random is dit het sterkst waarneembaar. O’Niell gaat helemaal los en hij laat zijn kunnen op de wereld los.
Strangefish heeft gekozen voor het zogenaamde concept concept. Zo lopen vrijwel alle nummers in elkaar over zoals dat vroeger nu eenmaal ook ging. Deze aanpak komt sterk naar voren in het nummer Reflection. Het in twee delen opgesplitste nummer heeft een druk en een rustig gedeelte. Het eerste gedeelte van Reflection, toevallig ook Reflection geheten, is het drukke deel. De geest van de Flower Kings spookt hier flink rond. Het samenspel tussen Bob en Paul O’Niell doet in alles denken aan dat van FK tandem Stolt en Bodin. Prachtige tempowisselingen zonder geforceerd over te komen, zoals we die we ook zo vaak op bestelling vanuit Zweden toegeworpen krijgen. Zanger Steve Taylor laat horen waarom hij geen lege schoorsteenmantel meer heeft en O’Niell die nog maar weer eens zijn klankkast heeft aangezet voor de meest vloeiende solo’s. Nee, dat hebben de heren goed voor elkaar. Het tweede deel van Reflections is zoals gezegd een stuk rustiger. This Is Me Part I is mij zelfs te rustig. Een beetje laid-back en bijna jazzy-achtige intro opent de deur voor een redelijk maar zeker niet wereldschokkend nummer. Nu begrijp ik ook wel dat elk album zijn rustpuntjes nodig heeft, maar ik vind dit nummer een beetje teveel van het goede. Het nummer kabbelt vier minuten voort en ik ben blij dat ik de pianoklanken langzaam hoor weglopen. Opvallende afsluiter van “Fortune Telling” is Lighthouse Jig. Het volledig instrumentale nummer begint erg folkachtig om via Kansasachtige vioolpartijen te eindigen in een prachtig geheel van in elkaar overvloeiende synth- en gitaarpartijen. Dit laatste gedeelte van de plaat doet mij denken aan de beginjaren van Spock’s Beard. Met ruim zeven en een halve minuut een fijne afsluiter van dit verder prima album.
Goede plaat en mooie hoes, wat wil een symfoliefhebber nog meer? Nou, nog iets meer op zoek naar een eigen geluid plus nog wat meer rauwe randjes in de muziek verwerken en dan staat volgens mij niets de Engelse heren een mooie toekomst in de weg.
Sander Kok