En dan nu de nieuwe Survivor. WAAAT???
Toegegeven, toen begin 2004 Europe voor het eerst in bijna vijftien jaar met een nieuw studioalbum kwam (blijkbaar waren de credits van The Final Countdown eindelijk op), heb ik me voorgenomen nooit meer verbaasd te zijn als een wegens gedateerdheid doodgewaande band weer tot leven gewekt bleek. Maar Survivor? Na enige research blijkt de band niet helemaal zó stil gestaan te hebben als je vooraf dacht, maar toch…
Survivor, wie waren dat ook alweer? Ja, Eye Of The Tiger natuurlijk: bij elk evenement waar een opening of overwinning niet muzikaal omlijst wordt met Let Me Entertain You (Robbie Williams) respectievelijk We Are The Champions (Queen) is het zeer aannemelijk dat dit nummer, legendarisch geworden door de moddervette intro en indertijd gebruikt voor de Rocky III-soundtrack, uit de boxen schalt. Maar erg representatief was dit nummer eigenlijk niet, aangezien de typische Survivormuziek wat softer is. Het iets minder, maar nog steeds tamelijk, bekende soundtracknummer voor Rocky IV, Burning Heart, is wat dat betreft al wat representatiever. Zo, dat waren de beide hits van Survivor.
Nu dan iets meer de diepte in. Het debuut van Survivor dateert uit 1979 en was, zoals meer AOR-debuten gemodelleerd naar Foreigner, de band die, op grond van vooral hun eerste vier albums, nog altijd dé ultieme AOR-band is: hoewel die na hun album “IV” uit 1981 nauwelijks nog relevante muziek bijdroegen, waren ze in hoofdlijnen verantwoordelijk voor de smeltkroes waarin diverse invloeden uiteindelijk tot een betrekkelijk uniforme sound evolueerden die we nu kennen als AOR, ‘melodic rock’ of een vergelijkbare naam.
Maar we hadden het over Survivor. Gedurende negen jaar bracht deze band zeven albums uit, waarop vrij spoedig een meer eigen geluid gezocht en gevonden werd: softer, melodieuzer en wat minder bombastisch dan veel soortgenoten. De meest ultieme (en meest consistente) Survivorplaat blijft wat dat betreft “Vital Signs” uit 1984, al kan het ‘hitalbum’ “Eye Of The Tiger” er ook zeer goed mee door. Andere albums wilden nog wel eens wat onevenwichtig zijn: meestal een dijk van een openingsnummer, waarna het wat inzakte.
En nu, twéémaal negen jaar na de vermoede zwanenzang, “Too Hot To Sleep” is er plotseling een achtste album: “Reach”. Zanger Jimi Jamison (aan boord sinds “Vital Signs”, toen opvolger van Dave Bickler) blijkt in de tussentijd wel enkele soloplaten te hebben uitgebracht, die overigens achterbleven bij het groepswerk. Het werkje “Empires” uit 1999 werd uitgebracht onder de artiestennaam ‘Jimi Jamison’s Survivor’ en over de vraag of we deze plaat tot de Survivor-albums moeten rekenen is indertijd in de juiste kringen het nodige gedebatteerd. De teneur lijkt tegenwoordig het meest naar ‘Nee’ te neigen. Survivor toerde in de jaren ’90 nog eenmaal met Dave Bickler, om een Greatest Hits-album te supporten.
Naast Jamison is gitarist en oprichter Frankie Sullivan nog steeds in de gelederen evenals oudgediende drummer Marc Droubay. De line-up wordt gecompleteerd met de nieuwe toetsenist Chris Grove en de nieuwe bassist Barry Dunaway.
Welnu, “Reach” gaat verder waar “Too Hot To Sleep” eindigde en dan wel met zowel de goede als de minder goede kanten van die voorganger. Vanaf het moment dat het schijfje zijn weg gevonden heeft naar je cd-speler en het openings- tevens titelnummer ingezet heeft, kun je weinig anders denken dan: wat een lekker nummer! Uptempo, sterke melodie, enthousiast spel, zeer effectief refrein, elke AOR-liefhebber kan hier zijn vingers bij aflikken. In iets mindere mate geldt dit ook voor Fire Makes Steel.
Maar daarna komt langzaamaan de klad erin. Nevertheless begint nog veelbelovend, maar het refrein is nogal repeterend en flauw, terwijl we bij Seconds Away de obligate ballad bij de kop lijken te hebben: in zijn soort niet slecht, maar wederom, vooral qua refrein wat flauw.
Het restant van de 54 minuten die “Reach” duurt, bevat meer van hetzelfde. Meer uptempo nummers worden keurig afgewisseld met ballads. De ballads zijn zonder uitzondering clichématig (het schrijven van een nieuwe I Can’t Hold Back, High On You of The Search Is Over of zelfs een nieuwe Desperate Dreams blijkt geen sinecure), terwijl de uptempo nummers vaak stiekem meer midtempo zijn en in die hoedanigheid maar matig uit de verf komen. Aan het einde wordt het met Talkin’ Bout Love en Don’t Give Up nog tijdelijk wat beter. Dit zijn degelijke melodieuze rocknummers, waarbij met name bij de laatste de melodie toch weer voor even het onsterfelijke Survivorgevoel uit de jaren ’80 oproept.
Al met al is “Reach” een wat wisselvallige affaire. De hoogtepunten zijn vrij hoog, maar niet al te talrijk. Na zo’n lange pauze kan bijna van een nieuw debuut gesproken worden en de bijbehorende onwennigheid (in elk geval in deze samenwerking) heeft de band misschien wat parten gespeeld. Ik ben dan ook benieuwd hoe het Survivor verder gaat, maar eerlijk is eerlijk: deze plaat is weliswaar relevant voor Survivor fans, Jimi Jamison fans en voor andere uitputtende AOR-liefhebbers, maar verder eigenlijk niet.
Casper Middelkamp