GENIAAL!
Het Amerikaanse Suspyre debuteerde in 2005 al verrassend sterk met “The Silvery Image“, maar wat de heren op hun nieuwe album “A Great Divide” laten horen is van een andere orde, een nog veel hogere orde. Deze band is overduidelijk de toekomst van de progressieve metal. Een hele boude uitspraak, echter wel eentje die waarschijnlijk niet ver bezijden de waarheid zal blijken te zijn. Wedje maken? De komende jaren gaan uitsluitsel geven over de houdbaarheid van de hierboven geponeerde stelling.
Over de geschiedenis en achtergronden van Suspyre is in de recensie van “The Silvery Image” al het nodige te lezen, dus het is weinig zinvol om die feiten hier nogmaals op te lepelen. Er is uiteraard in de tussentijd wel het een en ander gebeurd rondom Suspyre. Daar staan we dan ook even kort bij stil. De harde kern van de groep wordt nog immer gevormd door Gregg Rossetti, het geniale compositorische brein, maatje Rich Skibinsky en zanger Clay Barton, tekstdichter van dienst, maar in de afdeling ‘bas en drum’ rommelt het de laatste jaren nogal. Op “A Great Divide” bast Noah Martin, die echter recentelijk is afgelost door Andrew Distabile (een slecht voorteken zo’n naam). Ook drummer Sam Paulicelli heeft inmiddels de kuierlatten genomen, waardoor de band momenteel drummerloos is. Het zal lastig worden om een geschikte opvolger te vinden, daar de complexe muziek van Suspyre hoge eisen stelt aan zijn uitvoerders. Wel heeft de groep, in de persoon van Christi D’Amico, onlangs een vaste toetseniste gerekruteerd, waardoor de gitaartandem Rossetti / Skibinsky zich tijdens de live shows volledig kan focussen op de ingewikkelde, veeleisende, vaak dubbele gitaarpartijen.
“A Great Divide” is onderverdeeld in twee lange stukken van ongeveer 35 minuten, opus II en III (hoe logisch), die beide bestaan uit zes samenhangende tracks. In The Singer, de tweede song van Opus II:The Alignment Of Galaxies, hoor je een toetsenmelodie die verderop terugkeert op de altsax, in de orkestrale partijen, op de gitaar, en later ook in het stukje akoestische gitaar van Resolution, de afsluiter van Opus II. Razendknap gedaan. Ook zijn er in het instrumentale Galactic Backward Movements subtiele gitaarverwijzingen naar de song Father Of Hate van “The Silvery Image” en wordt ook kort het themamuziekje van Mario Brothers gequot. Overigens is Galactic Backward Movements een schoolvoorbeeld van het geniale vernuft van Suspyre. Als je een instrumentaal nummer van bijna tien minuten zo kan laten boeien, dan heb je wat in je mars. Heel wat in je mars. Na een zwaar orkestraal begin met veel tierelantijntjes volgen de bizarre breaks elkaar in rap tempo op. Sax en gitaar duelleren met elkaar, de dubbelloopse gitaaraanvallen zijn niet van de lucht, een drumsolootje hier, een versnellende toetsensolo daar, een stukje klassiek, een riedeltje accordeon, het kan allemaal in de progressieve metal van Suspyre. En het past ook allemaal perfect. Schitterend is ook The Singer met de gepassioneerde zang van Clay Barton. Deze man heeft een stem met een volkomen eigen karakter. Zijn gevoel voor drama en theatrale uitbundigheid is groots. Misschien technisch niet de beste zanger, maar wel iemand met veel charisma. En hoewel The Singer bij vlagen erg heavy is, deinzen de heren ook niet terug voor een jazzy intermezzo of een absurde fusiongitaarsolo met een a-typische opeenvolging van noten. De saxofoon duikt ook regelmatig op in het werk van Suspyre, dat blijkt maar weer eens in de melancholische kippenvelballade The Spirit.
Opus III:The Origin Of A Curse start met de up-tempo kraker April In The Fall, en vervolgt met het weergaloze Subliminal Delusions, dat felle, meestal gedubbelde gitaarriffs paart aan orkestrale bombast. Het vette baswerk en het mooie stukje piano geven hier een extra feestelijk tintje aan het geheel. Overigens zit in dit nummer ook een gewiekste verwijzing naar Igor Stravinsky’s “The Rite Of Spring” (Le Sacre Du Printemps), hetgeen nog maar eens de klassieke belangstelling van de heren van Suspyre ondubbelzinnig benadrukt. Een interesse die ook blijkt in het afsluitende Blood And Passion, waarin vol trots en bewondering uit “De Vijfde Van Beethoven” wordt geciteerd. Heel fraai geïntegreerd. Sommige pianopassages van Blood And Passion, dat complexe breaks moeiteloos vermengt met een herkenbaar, sterk refrein roepen herinneringen op aan de ongeëvenaarde popklassieker Worn Down Piano van de Mark & Clark Band. Een ander hoogtepunt, tussen de rest van de hoogtepunten, is het briljant opgebouwde The Piano Plays At Last. Deze song begint als een van melancholie druipende ballade met emotionele zang, maar culmineert na zo’n twee minuten, dankzij de perfecte gitaarriffs, in een heerlijk complex luisterspektakel met uiterst gevarieerde drums en theatrale toetsen. Uit de kunst!
Mocht je na het lezen van bovenstaande nog niet overtuigd zijn van de uitzonderlijke kwaliteiten van Suspyre, dan zal een bezoekje aan hun Myspace-pagina je ongetwijfeld over de streep trekken. Voor een beetje progmetalfan is het unieke en briljante “A Great Divide” eigenlijk gewoon verplichte kost. Deze band wordt groot!
Joost Boley