Tangent, The

The Music That Died Alone

Info
Uitgekomen in: 2003
Label: Insideout
Website: www.thetangent.org
Tracklist
In Darkest Dreams (20:06): 
- Prelude - Time For You
- Night Terrors
- The Midnight Watershed
- In Dark Dreams
- The Half-light Watershed
- On Returning
- A Sax In The Dark
- Night Terrors Reprise
The Canterbury Sequence (8:06): 
- Cantermemorabilia
- Chaos AtThe Greasy Spoon
- Captain Manning's Mandolin 
Up-hill From Here (7:11)
The Music That Died Alone (12:45): 
- A Serenade
- Playing On.....,
- Pre-history
- Reprise
Sam Baine: piano
Zoltan Csórsz: drums
David Jackson: saxofonen, fluit
Guy Manning: akoestische gitaren, mandoline, zang
Jonas Reingold: bas
Roine Stolt: elektrische gitaren, zang
Andy Tillison: toetsen, zang
A Place In The Queue (2006)
The World That We Drive Through (2004)
The Music That Died Alone (2003)

Kan muziek, en progrock in het bijzonder, eenzaam uitsterven? Zolang er albums als “The Music Died Alone” worden gemaakt ben ik er van overtuigd dat het er nooit van zal komen.

Begonnen als een soloproject van Parallel Or 90 Degrees-zanger/toetsenist Andy Tillison, met een gastrol van gitarist Roine Stolt (The Flower Kings) groeide het geheel langzamerhand zodanig uit zijn voegen dat het de projectnaam The Tangent kreeg. Eindresultaat: 47 minuten onvervalste, aanstekelijke, pretentieloze retroprog van de bovenste plank.

Opener In Darkest Dreams gaat gelijk vol gas van start met hammondorgelklanken, flitsende synthloopjes, onwaarschijnlijk lekker stuwend spel van bassist Jonas Reingold en drummer Zoltan Csörsz (in het dagelijks leven beter bekend als de ritmesectie van The Flower Kings) en het herkenbare gitaarspel van Roine Stolt. Hier kan ik dus erg moeilijk bij stil zitten!

En hoewel de eerste indruk is dat het misschien wel net iets te veel lijkt op de muziek van onze Zweedse vrienden, trekt de, met name in dit openingsstuk prominente, bijdrage van saxofonist / fluitist David Jackson (Van Der Graaf Generator) het geheel toch af en toe echt de andere kant op. Ja, het heeft diezelfde uitbundige sfeer van The Flower Kings maar je hebt absoluut niet de indruk dat de muziek tot in het oneindige word opgerekt. Integendeel, het is in dit stuk alleen al afwisseling troef met o.a. een schitterend instrumentaal gedeelte (The Midnight Watershed) met solo’s voor elektrische gitaar, piano (Parallel Or 90 Degrees-toetseniste Sam Baine), orgel- en synthsolo. Dit deel wordt gevolgd door een slepend symfonisch deel waarna we met aantal sferische bruggetjes weer terug worden gevoerd naar het begin met een lekker uitbundig herhaling van Night Terrors.

Als er een wedstrijd voor Beste-Progrock-Compositie-Van-Het-Jaar zou zijn, dan zou The Canterbury Sequence wat mij betreft in de hoogste regionen mogen eindigen. Zelden heb ik zo’n mooie ode aan Canterbury-muziek gehoord. Het openingsdeel heeft diezelfde lichtvoetige, luchtig swingende, no-nonsense sfeer zoals we die zo vaak bij bands als Caravan en Hatfield & The North hebben gehoord. Heel mooi hoe David Jackson op fluit tussen de muziek door dartelt. Het tweede gedeelte is ware genot om naar te luisteren. Deels gebaseerd op een stuk muziek van het tweede album van Hatfield & The North wordt ons, in kort tijdsbestek maar toch niet geforceerd, een reeks solo’s voorgeschoteld: een fluit/pianoduet, pianosolo, een synthsolo die zo op één van de albums van National Health had kunnen staan, een lekker glijdende gitaarsolo en een orgelsolo die zo van de hand van Caravan’s David Sinclair had kunnen zijn. Het slotgedeelte is wederom voor gitarist Roine Stolt waarna we op een bed van spacey toetsenklanken wegdrijven. Alleen om dit nummer is het album al de moeite van het aanschaffen meer dan waard.

Up-hill From Here brengt ons gelijk weer met beide benen op de grond. Dit vlotte up-tempo stuk is gebaseerd op een simpele riff gespeeld door orgel, gitaar en de saxofoons van David Jackson en is het stuk een schitterend platform voor het gitaarspel van Roine Stolt. Zijn eerste gitaarsolo kan het best omschreven worden als ‘David Gilmour on speed’. Na een korte orgelsolo laat Stolt horen dat lekkere 70’s rock ook wel aan hem besteedt en met name tegen het einde wordt het bijna een waar ‘wah-wah pedaal extravaganza’.

Het titelstuk is qua stijl vergelijkbaar met het openingsstuk. Ook hier weer alle ruimte voor diverse solo’s. Maar over het algemeen heeft het een iets weemoediger sfeer in vergelijking tot de rest van het album. Het laatste  klanken zijn voor de sopraansax van David Jackson en zachte toetsenklanken.

Met “The Music That Died Alone” heeft The Tangent onder leiding van Andy Tillison niet alleen een schitterend klinkend album afgeleverd maar ook een album dat, ondanks dat nagenoeg geen enkele muzikant samen in de studio heeft gespeeld, uitzonderlijk hecht klinkt. Het is tevens een album dat als geen ander een voorbeeld is van hoe het anno 2003 toch mogelijk is om een progalbum te maken dat de sfeer van de jaren ’70 uitademt zonder dat als muffig, stoffig of oubollig overkomt. Nee, vernieuwend is het absoluut niet maar het is net als met een goede James Bond-film… je weet eigenlijk precies wat je kunt verwachten maar het is de manier waar op je het voorgeschoteld krijgt die er toe doet. En op deze manier mag The Tangent over een paar jaar nog wel weer eens een album afleveren. Al was het maar om aan te tonen dat deze muziek dus echt niet kan uitsterven!!

Christian Bekhuis

Koop bij bol.com

Send this to a friend