‘En op deze manier mag The Tangent over een paar jaar nog wel weer eens een album afleveren’, schreef ik aan het slot van mijn recensie van wat nu het debuutalbum van The Tangent kan worden genoemd. Nog geen jaar later ligt het vervolg op dat debuut al in de winkel. Klinkt het dan gek dat je als recensent misschien geen al te hoge verwachtingen hebt van die opvolger en dat de eerste luisterbeurt gelijk dat vooroordeel lijkt te bevestigen?
Die eerste luisterbeurt was misschien achteraf niet zo best getimed aangezien andere nieuwe releases ook om aandacht vroegen. Kortom: het ging allemaal een beetje langs me heen. En dat is precies datgene waar toetsenist en hoofdcomponist c.q. tekstschrijver Andy Tillison tegen te hoop loopt op dit album: we zijn zo druk met onze dagelijkse, misschien zelfs wel triviale, bezigheden, dat de zaken die er echt toe doen niet onze aandacht krijgen, dat we het grote geheel missen.
En wát had ik dan gemist met betrekking tot dit album? Want in essentie is er toch niks veranderd ten opzichte van een jaar geleden. Nagenoeg dezelfde muzikanten, met uitzondering van Theo Travis die David Jackson heeft vervangen. Muzikaal gezien zijn er ook geen dramatische koerswijzigingen ingezet. Nee, het verschil zit hem niet gelijk aan de oppervlakte maar zit dieper. Eén manier om dit duidelijk te maken is door te kijken naar de grondkleur van de hoezen van beide albums. The Tangent 2 is een donkerder geheel en dat is ook de algehele ondertoon van dit album geworden.
The Winning Game drukt ons gelijk met de neus op de feiten: ‘People live in the world that we drive through, it’s hard to even know that they’re there, we feel them, we see them but do nothing’ en ‘Life it seems is not much more than a race for an un-named prize, that we accept in some tear-stained ceremony, from people that we despise’. Vol overtuiging en bijtend gezongen door Roine Stolt die er echter aan toevoegt (en ik neem aan dat dit zijn idee is om het geheel nog iets van een positieve draai te geven): ‘What the world needs now is love, sweet love’.
Ai, geen makkelijk verteerbare kost dus. In het titelnummer gaat Tillison hier nog nader, maar ook wat poëtischer, op in maar die ondertoon blijft toch donker. Evenals overigens in de lange afsluiter A Gap In The Night: een verkenning van wat zich allemaal kan afspelen in ons bewustzijn gedurende de nachtelijke uren.
Maar hoe zit het dan met de muziek? Nou, die zorgt er uiteindelijk voor dat de balans niet volledig doorslaat naar grijs en grauw. Integendeel, muzikaal is dit album bij vlagen nog net zo aanstekelijk, uitbundig, gevuld met schitterende instrumentale uitstapjes en natuurlijk zo retroprog als het maar zijn kan.
Met brede akkoorden, na de korte opening gevuld met fluit- en saxofoonloopjes, roept The Winning Game gelijk The Flower Kings in herinnering, maar dan wel die van hun beginjaren: breed uitgesponnen en zwaar symfonisch. Maar al snel krijgt het nummer een lichtvoetiger karakter, voortgestuwd door die fenomenale ritmesectie Csörsz / Reingold en worden vocale gedeelten afgewisseld met vlotte instrumentale passages. Maar het allermooiste wordt tot het laatst bewaard, want na een kort gedragen deel en het fel emotioneel gezongen slot schudt Roine Stolt een gitaarsolo uit zijn mouwen die ik nu al tot één van zijn allerbeste ben ga rekenen.
Het hier opvolgende Skipping The Distance brengt ons met beide benen weer terug op aarde. Het is muzikaal een soort mengvorm van twee nummers van het eerste Tangent album: het begin en het slot zijn geënt op de stevige rock van Up-hill From Here, het dartelende instrumentale middenstuk gevuld met fluit-, piano-, synth- en gitaarsolo is vergelijkbaar met een soortgelijk deel uit The Canterbury Sequence. En als dan blijkt dat Sam Baine ook nog een dameskoortje toevoegt aan dit stuk in de beste Northettes-traditie, zijn we voor even aanbeland in het land van ‘The Rotters Club’ (Hatfield And The North).
Photosynthesis is het meest rustige stuk van dit album en jammer genoeg ook het minste. De subtiele Mellotron-strijkers en de pianopartij geven dit stuk een aangenaam, romantisch karakter. Maar juist omdat dit nummer niet echt gezegend is met een aansprekende zangmelodie, The Tangent niet een band is met wereldzangers aan boord maar dus juist wel erg zwaar leunt op de zang in dit nummer, maakt dat ik met elke luisterbeurt meer en meer de neiging krijg om dit stuk over te slaan.
Het titelstuk The World That We Drive Through is zowel qua onderwerp als ook voor een klein deel muzikaal een verwant van The Winning Game. Niet voor niks komt een deel van dat nummer nog een keer voorbij. En het is weer die afwisseling tussen zang en instrumentale passages die er voor zorgt dat ik bij vlagen niet stil kan blijven zitten. Heerlijk hoe Tillison van die flitsende synthsolo’s uit zijn mouwen weet te schudden, waarna Stolt feilloos het heft overneemt op gitaar.
Het afsluitende A Gap In The Night is tevens het langste stuk en sluit muzikaal ook het meeste aan bij Tillison’s andere band Parallel Or 90 Degrees, waardoor dus ook direct Van Der Graaf Generator om de hoek komt kijken, maar dan met een duidelijk toegankelijker insteek. Het kent een veel groter episodeachtig karakter dan alle andere stukken op dit album en het heeft eigenlijk alle kenmerken van de voorgaande stukken op dit album in zich. Ook hier dus genoeg ruimte voor allerlei instrumentale uitstapjes. Het laatste woord is aan Roine Stolt met nog een afsluitende gitaarsolo.
Tenminste, als je de reguliere versie van dit album aanschaft, want op de Special Edition volgt dan nog de track Exponenzgesetz. De subtitel ‘A Tangent In Dreams’ geeft een meer dan duidelijke hint in welke richting we dit moeten zoeken. In een tijdsbestek van 14 minuten wordt er door middel van sequences op een modulaire synthesizer, breed uitgesponnen lijnen op een Mini-moog, de nodige elektrische piano en Mellotron-klanken een ode gebracht aan het Duitse Tangerine Dream. Een – voor mij als elektronische muziekliefhebber – aangename manier om tot rust te komen na de muzikale achtbaan die er aan voorafging.
The Tangent’s debuutalbum was er eentje dat we zonder enig verwachtingspatroon en vooroordeel tot ons konden nemen. Met album nummer 2 heeft Andy Tillison terdege beseft dat hij het deels over een ander boeg moest gooien. Een exacte kopie maken van dat debuut lag voor de hand maar zou ook de weg van de minste weerstand zijn. “The World That We Drive Through” is aan de ene kant meer van hetzelfde maar kijken we een klein beetje verder en zetten we de auto eens even rustig aan de kant en laten alles op ons inwerken, dan blijkt dit album zowaar een groeidiamant te zijn.
Christian Bekhuis