Postrock is een genre waarbinnen het cliché lastig te ontwijken valt. Repetitieve ritmes die richting het oneindige bewegen, zijn weliswaar mooi, maar laten de muziek ook gelijksoortig aanvoelen.
Zeker binnen zo’n uniform sub genre is het interessant om eigenzinnige artiesten aan te treffen. Tangled Thoughts Of Leaving blijkt in dit opzicht een prettige naam te zijn.
Deze Australische band komt op het debuut al met eigenzinnige muziek. “Deaden The Fields” bevat namelijk langgerekte, instrumentale postrock met jazzy toetsenwerk in de trant van Gogo Penguin. De luisteraar mag veel bedrukt pianospel verwachten, onderbroken door massieve gitaargolven. Dit resulteert in arrangementen die ietwat koud, bedachtzaam en afstandelijk klinken. De dreigende, gotische sfeer die zo ontstaat, doet denken aan Storm Corrosion, een aangenaam geluid, al moet je er de tijd voor nemen. Gelukkig doen de composities dat ook.
Het hart van dit album wordt gevormd door drie langgerekte exploraties. Landmarks kent een gruizig begin, waarna bedrukte, ietwat Keith Jarret’achtige, pianopartijen jazzy saxofoonspel ondersteunen. Een wijds landschap wordt opgetrokken, terwijl de klanken gradueel mechanischer en ondoordringbaarder worden. Evenals de spanning vervaagt, houden lawaaiige uitbarstingen de luisteraar bij de les. Een langgerekte opbouw met indrukwekkend galopperend pianospel mondt vervolgens uit in een extatische climax. Deep Rivers Run Quiet start wat opener, het heeft welhaast een westernsfeer. Zweverige gitarenpartijen ondersteunen hier meewarige pianoklanken. Het arrangement wordt sluimerend massiever. De toetsen weiden verder uit waarna de gruizige gitaar begint te jammeren. De compositie klaart vervolgens de lucht voor een ruige climax. They Found My Skull In The Nest Of A Bird indiceert tot slot, met ijle tonen, dat we ons bij een ravijn begeven. De gitaarlijnen moedigen de luisteraar aan om verder te lopen, al onderstreept een Mellotronkoor het gevaar van deze audio track. Een weemoedig sfeerstuk benadrukt gelukkig ook de schoonheid van de muziek. Vervolgens versnelt de pas, verbetert het gemoed en wordt het album heerlijk uitbundig afgesloten.
Het hoogtepunt van het album blijkt echter een van de kortere nummers te zijn. Throw Us To The Wind begint hectisch, maar introduceert al snel een frisse, lenteachtige melodie. Heel aangrijpend! Het haperende karakter van de muziek is daarenboven bijzonder; het doet wat denken aan Kashiwa Daisuke. De kers op de taart is echter het hakkende en destructieve einde, hetgeen een verassend vlammende conclusie is op een plaat vol met beklijvende sintels.
Op dit album treffen we met andere woorden intrigerende muzikale exploraties aan. Wel zijn de composities té langgerekt. Zo’n smeulende opbouw kan weliswaar spannend zijn, maar de voorspelbaarheid ligt ook immer op de loer. Die valkuil wordt hier niet geheel ontweken. Bovendien zijn sommige passages wat veilig en overbodig. Met wat meer focus was deze plaat nog beter geweest, al blijft het geluid van de band intrigerend.
“Deaden The Fields” is al met al een onderhoudende post-rockplaat waarbij het uitstekende toetsenspel indrukwekkend overkomt. De jazzinvloeden voelen daarnaast origineel aan. De band mag weliswaar kernachtiger componeren, maar toch is dit een album dat menig progliefhebber moeiteloos zou kunnen oppakken.