Met enige regelmaat wordt op deze site een punt gemaakt van de term ‘progressieve rock’, met als regelmatig terugkerende elementen:
En we zijn niet de enigen: ook op discussieforums komen deze punten met de regelmaat van de klok terug.
Bottomline lijkt dan dat ‘progressief’ gewoon een wat knullig adjectief geworden is voor een ‘genre’ dat weliswaar meer dan alleen ‘symfo’ omvat en waarin de vernieuwing af en toe (nog steeds) hoogtij viert, maar waarin de meeste luisteraars toch het liefst hebben dat bands zich een beetje bij hun leest houden. Een typische wending in een discussie is die waarin een fan zich beklaagt dat een bepaalde plaat van zijn favoriete band nergens meer op lijkt, waarop een ander riposteert dat de band zich ontwikkeld heeft en dat dit nou ‘progressief’ is. De fan realiseert zich dat de discussiepartner op zich een punt heeft en vindt dat eigenlijk maar moeilijk om dat toe te geven (niks menselijks is de progliefhebber vreemd). Daarom verkiest hij vaak de ridiculisering van het aangehaalde argument, bijvoorbeeld als volgt: “ja, als ze waren gaan rappen was dat ook heel vernieuwend geweest, maar dan hadden we het ook allemaal niks gevonden”. Nou doet de combinatie van rap en prog inderdaad nogal vreemd aan. Daar waar hij voorkomt, roept hij ook nogal eens een gevoel van camp op (“Jack, relax, get busy with the facts…”). Als het al een wat oudere band betreft, schreeuwen de fans doorgaans ook meteen moord en brand.
Object van bespreking is het debuut van een Poolse band, genaamd T.A.O.. De plaat heet “The Abnormal Observations”, dus nu is het tijd voor een prijsvraag waar de naam van de band voor staat. Als debutanten hoeven ze geen oude fans tevreden te houden en, wellicht mede door het ontbreken van deze last, komen ze met een uiterst verfrissend en (cliché-alarm!) moeilijk categoriseerbare drie kwartier muziek. Referenties variëren van King Crimson tot de Red Hot Chili Peppers en van Dream Theater tot Degree Absolute. Eclecticisme is de heren niet vreemd, maar daar is in dit geval ook niks mis mee. Zoals uit de inleiding al te vrezen (?) valt is de muziek behoorlijk funky en wordt hier en daar echt gerapt, maar eenmaal over die schok heen, moeten we toch concluderen dat een nogal jazzy vorm van progmetal de overhand heeft. De tempowisselingen en snelle ritmegitaarpartijen zijn niet van de lucht, maar het geheel komt verrassend coherent over. De kleur van de muziek is niet geheel nieuw (ik moet nog wel eens denken aan het even caleidoscopische “Movement And Detail” van Bolt), maar hier wegen de extremen wat zwaarder. De Subtiliteitsprijs zal T.A.O. met dit debuut dan ook niet winnen, maar dat mag de pret niet drukken.
Openingsnummer Shruti is instrumentaal, als we althans accepteren dat de stem ook maar een instrument is. Het is een waanzinnig stukje jazz metal dat gehoord moet worden om geloofd te worden. Zelden tevoren heb ik woordeloze zang tot zo’n bizar resultaat (in positieve zin althans) horen leiden als hier. Hoewel dit openingsnummer ook meteen het hoogtepunt vormt, wordt het tekstloze ’trucje’ nog herhaald op Se Ma Nei (met een intro van Anna Ostachowska dat me kortstondig even aan Godspeed You! Black Emperor doet denken) en het ingetogen beginnende Hereabouts met Robert Sztorc op de vibrafoon. Van de andere vier nummers betreedt met name I Fot betrekkelijk vertrouwd terrein met een herkenbare songstructuur en een ontspannen gitaarsolo. Daarentegen is Rhythm Of Silence het meest funk georiënteerde nummer op de plaat en daarmee ook een van de songs die de plaat het meest in de kijker speelt.
Voor de avontuurlijk ingestelde progliefhebber is “The Abnormal Observations” feitelijk een must. Laat u niet afschrikken, ook uw recensent moest even doorzetten, maar is uiteindelijk zeer onder de indruk van dit plaatje. Mocht blijken dat de band hier zijn eigen niche gevonden heeft, dan is enige verdere stroomlijning van de muziek wellicht wenselijk, maar tot die tijd is dit niets meer en niets minder dan een fris en indrukwekkend debuut.
Casper Middelkamp