De split-up tussen Nightwish en Tarja Turunen heeft in elk geval nooit op het muzikale en creatieve vlak plaats gevonden. Het mag duidelijk zijn dat de ego’s in die band de oorzaak van de breuk zijn geweest, want op muzikaal vlak waren Tarja en Tuomas Holopainen twee handen op één buik, dat moet haast wel als ik de cd na een paar luisterbeurten naast mij neerleg.
Het verhaal rondom die split-up is nu zo langzamerhand bij iedereen wel bekend, dus daar zal ik u niet mee vermoeien. Na die break heeft de sopraan Tarja Turunen haar carrière prima opgepakt met diverse projecten door middel van verschillende achtergronden. Vrij snel in 2006 heeft ze haar debuutalbum “Henkäys Ikuisuudesta” geproduceerd, dat een licht poppy karakter kent maar vooral als klassiek album wordt gezien. Veel bekender in de rockscene is het album “My Winter Storm”, dat in 2007 uitkwam en door veel fans wordt gezien als haar echte debuutalbum. Liefhebster van klassieke muziek als de Finse is, heeft ze vooral klassieke projecten opgepakt in de periode na haar tour in 2008 tot aan nu.
Het album “My Winter Storm” kenmerkt zich doordat het aanzienlijk minder metal klinkt dan veel fans gehoopt of verwacht hadden. Daar blinkt Tarja hoofdzakelijk met haar stem uit, muzikaal is het minder aansprekend dan wat voormalig broodheer Nightwish brengt. Het was dus voor veel fans afwachten waar Tarja nu mee op de proppen komt.
Anteroom Of Death is al gelijk een wat progressieve binnenkomer. Een klavecimbel begeleidt het nummer in verschillende stromingen, interrupties en van op en neer. Mooi is de bijdrage van de a capella metal band Van Canto uit Duitsland. Until My Last Breath is een stevig, up-tempo nummer met een pakkende melodie. Hier kan je de vergelijking met Nightwish eenvoudig neerleggen.
In Falling Awake krijgt Tarja hulp van ‘mister shredd’ en soleerkampioen himself; Joe Satriani. Het nummer is lekker up-tempo, bevat een goed en pakkend refrein en blijft daardoor lekker in je gehoor liggen. Niet het meest avontuurlijke nummer van het album, maar door de solo van Satriani een uitstekende aanvulling op het totaalaanbod. Daarnaast krijgt Tarja gezelschap van Phil Labonte, de zanger van de Amerikaanse metalband All That Remains. In Dark Star heeft hij een piepklein aandeel in de solozang maar assisteert hij vooral in de duozang met Tarja en toont hij zo nu en dan een diep donkere schreeuw onder het gitaargeweld.
Tarja etaleert haar vocale capaciteiten op een excellente manier, maar voorkomt daarbij dat het resulteert in overdreven stemacrobatiek. Een mooi voorbeeld daarvan is het ingetogen Rivers Of Lust. Hoofdzakelijk ondersteund door Het Slowaakse Symfonisch Orkest, toont ze aan een bijzonder begenadigd operettezangeres te zijn. Hier geen slag- of andere scheurende gitaren, maar muziek in pure klassieke vorm, die op subtiele wijze begeleidt wordt door drums, basgitaar en toetsen.
Al met al heeft Tarja met dit album beslist nog geen afstand gedaan van de muziek van voormalig broodheer Nightwish. Hoewel er op dit album een paar nummers staan die ik niet snel op een NW album verwacht, is het gros van de nummers te vergelijken met de stijl van die band. Hetzelfde theater, dezelfde bombast, dezelfde stevige gitaarriffs, aanstekelijke melodieën en met name het georkestreerde karakter legt Tarja met “What Lies Beneath” neer. Dit album gaat een mooi plekje in mijn collectie krijgen. Dat is een zekerheid. Wel moet ik u wijzen op het gegeven dat ik voor deze recensie geluisterd heb naar een reguliere retailversie. Op de special edition staan echter nog drie andere nummers, waaronder het wonderschone nummer Naiad. Op You Tube kunt u het nummer beluisteren. Die song alleen al is voor mij een reden om alsnog over te gaan op aanschaf van de special edition, dus wellicht kunt u voor enkele euro’s meer het complete album bemachtigen, dan heeft u dat prachtige nummer ook. Daarnaast staat daar een behoorlijk mislukte cover van Whitesnake’s Still Of The Night op. Daar zal ik persoonlijk toch aan moeten wennen, blijkbaar heeft Tarja patent op het vernachelen van klassiekers in de rockscene.
Ruard Veltmaat