Soms is het moeilijk om je niet meteen uit het veld te laten slaan door een aparte bandnaam. De naam Teodor Tuff klinkt behoorlijk knullig, en staat in schril contrast met het beeld van Jezus (inclusief doornenkroon) dat de voorkant van de cd siert. De titels van de nummers en het artwork verraden dat het album een religieus thema heeft. De naam en het thema maken mij niet bijzonder enthousiast, maar ze doen je wel meteen afvragen wat voor muziek er dan op dit schijfje staat.
De uiterlijke kenmerken geven in elk geval niet meteen iets weg van de inhoud, dus het bombastische, door een koor gedreven intro Godagar komt enigszins als een verrassing. De eerste associaties zijn het latere Therion en de staccato gitaren doen denken aan Nightwish. Het is al snel duidelijk dat Teodor Tuff een band van het grote gebaar is, tenminste tot aan het derde nummer. The Last Supper is nog enigszins symfonisch van opzet, maar daarna valt er niet veel meer te genieten. Het middenstuk van de cd verzandt een beetje in stereotype power metal. Fans van Iced Earth of Blind Guardian kunnen hier vast meer mee, maar zelfs voor power metal begrippen blijft het redelijk tam en veel te glad. Heel af en toe klinkt er een Oosters getint gitaarlijntje of wat vaag Orientaal getrommel, maar dat blijft voornamelijk op de achtergrond. Het zijn elementen die het geheel een stuk interessanter hadden kunnen maken, als ze wat meer op de voorgrond hadden gestaan. Het had in elk geval bijgedragen tot een iets eigener smoel voor deze band.
Het album hervindt de balans echter bij het zevende nummer, Heavenly Manna, waarop onder anderen Jeff Waters (Annihilator) en Martin Buus (Mercenary) een solootje meepikken. De gelaagde vocalen, de instrumentale krachtpatserij en de symfonische opzet van het nummer maken het tot een van de hoogtepunten van deze plaat. De composities die volgen zijn ook wat minder behoudend, en het lijkt alsof de zanglijnen in Deng’s Dictum ook wat meer Oosters klinken. Het bewijst dat Teodor Tuff over genoeg kwaliteit bezit om de luisteraar te boeien, maar daarvoor moeten ze zich wel wat meer laten gaan in compositorisch opzicht. Over het algemeen speelt de band teveel op veilig. Dat bewijzen de middelste nummers op deze plaat, maar ook het wat rustiger nummer Lullaby. Dat begint met prima klassiek gitaargetokkel, maar verzandt veel te snel in een clichématige powerballad. De afsluitende nummers zijn dan wel weer iets sterker, maar ze kunnen de cd niet tot een spetterend einde brengen. Het refrein in Mind Over Matter is mooi en smaakvol, maar het laatste nummer ontstijgt de middelmaat dan weer totaal niet. Over het algemeen is dit album dan ook erg wisselvallig. Er zit net iets teveel afwisseling in de kwaliteit van de afzonderlijke nummers.
Teodor Tuff laat met “Soliloquy” zien dat ze op de goede weg zijn, maar nog ver van hun bestemming. Het geluid is mooi, het artwork is cheesy (net als de teksten), maar verzorgd. Toch draait het uiteindelijk om de muziek. Die is te gelikt om de traditionelere metalfans aan te spreken, maar te veilig om de liefhebbers van het progressieve werk te overtuigen. De hoogtepunten op deze cd zijn de momenten dat ze hun symfonische kant naar voren laten komen. Als hun volgende album meer die kant op gaat, dan zouden ze nog wel eens wat zieltjes kunnen winnen, maar tot die tijd behoren ze tot de middenmoot.
David Nummerdor