Ze zeggen wel eens dat een artiest zo goed is als zijn laatste optreden. Het muzikale kortetermijngeheugen wil in elk geval menig band nog wel eens duiden. Wellicht is dat deels ook het geval bij het oeuvre van de band als Alan Parsons Project. Op deze plaat horen we enerzijds wat van het beste werk dat deze band heeft afgeleverd, hoewel er anderzijds enkele minpunten hun kop opsteken.
Naar mate de jaren ‘80 vorderden werd het geluid van The Alan Parsons Project gelikter en minder uitdagend. Ofschoon dit album bijwijlen nog steeds wat van de warmte mist die tot het begin van de jaren ‘80 het bandgeluid complimenteerde, voelt “Gaudi” aan als een niet onverdienstelijke ‘return to form’. De muziek klinkt frisser. Bovendien komt de band ditmaal weer met een intrigerend concept. Gaudi’s impressionistische bouwkunst blijkt in elk geval aanleiding te zijn voor een plaat vol aangename composities met een ambitieuze opzet en aansprekende, instrumentale ornamenten.
La Sagrada Familia is zelfs het indrukwekkendste nummer dat deze band in tijden had opgenomen. Een gedreven epic over de gelijknamige kathedraal. Het drijvende hoofdritme zorgt voor een statige sfeer die wordt verdiept door het aangename strijk- en blazerswerk. Zo is de saxofoonsolo rond zes minuten een prettige passage die dynamiek toevoegt. De gedreven zangbijdrage van John Miles is eveneens erg aangrijpend. Closer To Heaven is een stuk rustiger en zweveriger van toon. Het zal niet ieders kopje thee zijn, maar hoe sentimenteel de tonen ook zijn, de wiegende melodieën zijn pakkend. Halverwege verzorgt een bombastische blazerssectie een overtuigende climax. Dit soort intensiteit grijpt de aandacht, hoewel de zang van Eric Woolfson verantwoordelijk blijkt voor het kippenvel. Zijn stem heeft zich altijd goed geleend voor dromerige ballads. Dit blijkt eveneens op Inside Looking Out, aangezien dergelijke slepende begeleiding hem als een handschoen blijkt te passen. De plechtstatige sfeer creëert voorts een weids aanvoelend arrangement. Erg meeslepend! De straatgeluiden en voicesamples die het nummer eindigen, zijn smaakvol Pink Floyd’esque. Een van de hoogtepunten van deze plaat!
“Gaudi” kent kortom menig overtuigende compositie, maar desalniettemin is het onevenwichtiger dan het klassieke werk van deze band. Zo staat Paseo De Gracia, ofschoon het een aangename instrumental is, plompverloren op het eind van het album. Money Talks is zelfs een wat nietszeggend nummer met een goedkoop arrangement. Het is AOR zonder vuur! Bovendien gooit de ietwat blikken jaren ‘80- productie hier, in tegenstelling tot de andere nummers op deze plaat, roet in het eten. Het zijn opvallende mankementen die niettemin niet verijdelen dat de heren hier een aangename ervaring afleveren.
Hier horen we per slot van rekening een Alan Parson Project dat weer de weg naar boven gevonden heeft. Dit album bevat mooie, ambitieuze muziek met interessante instrumentale details en gedreven zangpartijen. Het solowerk van beide heren zette deze stijgende lijn verder voort. Desalniettemin is het muzikale uitzicht op de hoogtepunten indrukwekkend, waardoor deze oeuvresluiter zeker de moeite van het beluisteren waard is.