Cd’s die worden aangeboden voor een recensie zijn vaak ook voorzien van een velletje papier waarop aanvullende informatie staat over de betreffende band en het album. Oorspronkelijk was dat misschien bedoeld als een fact-sheet met de track listing en de bezetting, maar tegenwoordig is het vooral een reclametekst. Het aantal keren dat het velletje nu niet meer het woord ‘meesterwerk’ bevat, zijn per jaar op de vingers van één hand te tellen. Dat moeten ze bij zo’n label natuurlijk zelf weten, een beetje recensent bepaalt zelf wel wat een meesterwerk is en wat niet, maar je ontkomt niet aan een beetje beïnvloeding. Als een nieuw bandje luidkeels met Genesis vergeleken wordt, kleurt dat de beluistering en daarmee de beoordeling van het album.
Bij dit album van de uit Wales afkomstige zangeres Catherine Ann Davies, die onder de naam The Anchoress (kluizenaarster) werkt, noemt de bijsluiter onder andere een recensie van PROG magazine, die het kennelijk vergelijkt met “The Hounds Of Love” van Kate Bush. Knappe vent die dat niet in zijn achterhoofd heeft als hij de plaat in de speler schuift. Dat is jammer, want nu ligt de lat (te) hoog: mevrouw Davies is bij lange na geen Kate Bush en haar album is bepaald geen meesterwerk.
Wel is dit album een aangename hernieuwde kennismaking met Paul Draper, producer, medecomponist en muzikant op het album. Draper was ooit de leider van Mansun, een Britpop band die met zijn tweede album “Six” wel dicht in de buurt kwam van een progressief meesterwerk dat nog steeds meer belangstelling verdient dan het ooit kreeg. Zijn bijdragen aan de plaat zijn sterk.
Mevrouw Davies presenteert zich op de hoesfoto’s als een porseleinen poppetje in Victoriaanse kleding, maar muzikaal schiet haar imago alle kanten op. In het ene liedje is ze Sarah McLachlan, zweverige zangeres van gekwelde torch songs, in het andere is ze de poppy evenknie van Aimee Mann, dan weer is ze een iets gewonere Tori Amos of – inderdaad – iemand die graag als Kate Bush wil klinken. Als Catherine Ann Davies klinkt ze niet. Daarbij heeft ze de eigentijdse neiging om veel zanglijnen aan het eind te laten afbuigen en te eindigen in een krolse kraak. Een briljante zangeres is de kluizenaarster niet. Soms zingt ze eigenlijk best vals, soms doet ze expres haar best niet zo, in de veronderstelling dat ‘achteloos’ ook voor ‘erotisch’ door zou kunnen gaan. In alle gevallen klinkt mevrouw geaffecteerd en onpersoonlijk.
Haar liedjes zijn niet briljant, maar ook niet slecht. Progressief zijn ze nergens en de reikwijdte en visie van “The Hounds Of Love” kan ik ook niet ontdekken. Wat PROG bezield heeft om haar te nomineren voor beste nieuwkomer van het jaar is me een raadsel. Liefhebbers van lekkere popmuziek kunnen aan dit album echt geen buil vallen, maar waarom Peter Gabriel er zo van gecharmeerd is (alweer volgens de bijsluiter) hoor ik er niet in terug. Toch staan er best een stuk of vijf aangename liedjes op het album.
Dit is overigens de tweede editie van het album. Het verscheen al een keer in januari van dit jaar, nu is er ook een versie met een bonusschijfje met vijf akoestische versies van albumstukken. Die bevallen me in eerste instantie beter: The Anchoress achter de piano en verder alleen een strijkje. Hier laat de zangeres op de eerste twee nummers bijna alle pretenties varen en wordt er gewoon heel verdienstelijk gezongen. Had ze het hele album zo gedaan, dan was dit een andere recensie geworden. Helaas is na twee liedjes de zelfbeheersing op en klinkt mevrouw weer als Tori Amos met een slok op. Jammer.
Zo zie je wat een slechte fact sheet met een plaat doet. Als ik niet vooraf belast was met Kate Bush vergelijkingen, had ik het album misschien aardiger gevonden. Vast niet veel beter, maar misschien sympathieker. Nu vind ik het een hoop gebakken lucht van een over het paard getilde zangeres die beter kan zingen dan ze hier doet.
En wil Paul Draper nou eindelijk eens een nieuwe Mansun-plaat maken?