Konden de Beatles in de jaren dat ze bestonden nog rekenen op louter positieve kritiek op hun nieuwste platen, sinds 1970 wordt elk (officieel) product scherp onder de loep genomen en bekritiseerd alsof er bij voorhand iets niet aan deugt. Natuurlijk valt – met wat voor uitgave ook – niet te tornen aan legendarische elpees zoals “Rubber Soul”, “Revolver”, “Sgt. Pepper…” en “Abbey Road”, maar het strikte releasebeleid van Apple zorgt er wel voor dat het ‘postume’ werk van de fab four niet slechts uit rommel bestaat. Uitgaven als “Live at the BBC” en de Anthology-serie gaven, historisch gezien, een belangrijk beeld van de tijd waarin de betreffende muziek werd opgenomen. Toch vielen (her)uitgaven als ‘Yellow Submarine’ en “Let it Be… Naked” tegen: aan de hoge verwachtingen werd niet voldaan.
Toen in de loop van 2006 “Love” werd aangekondigd, schrok ik even. “The Beatles zoals u ze nog nooit hebt gehoord”. Jaja… en daarna? Zal ik daarna nooit meer een originele plaat uit de kast pakken? Of maakt deze cd misschien alle overige platen overbodig? De scepsis was er en ik hield mijn handen van het geelgekleurde product af. Ik betrapte mijzelf erop dat ik nu ook vooraf mijn reserves had tegen een ‘nieuwe’ Beatles-plaat. Toch logen de kritieken en – veel belangrijker – de reacties van Beatle-liefhebbers er niet om. Vader (George) en zoon (Giles) Martin bewerkten Beatles-songs voor de gelijknamige show Cirque du Soleil (de contacten waren daarvoor al door Harrison, vlak voor zijn dood, gelegd). De manier waarop zij te werk gingen, was een schot in de roos, als ik de reacties mocht geloven. Mijn nieuwsgierigheid steeg en uiteindelijk hoorde ik de plaat (bij toeval) eind november voor het eerst. Ik ging meteen voor de bijl. “Love” is inderdaad een luistertrip van jewelste.
Er is natuurlijk ook niemand die de muziek van John, Paul, George en Ringo beter kent en beter op waarde kan schatten dan hun producer George Martin. Op “Love” komt in 80 minuten het hele Beatles-verhaal in een nog nooit eerder creatief gepresenteerde vorm voorbij. Durf maar eens het gitaarakkoord van A Hard Day’s Night te laten overlopen in The End en vervolgens naadloos te mixen in Get Back en Glass Onion. Voor de plaat is op verschillende manieren te werk gegaan: nummers zijn geremixt en klinken helderder dan ooit (Lucy In The Sky With Diamonds, Strawberry Fields Forever), worden op bijna Zappa-achtige manier gecombineerd (luister eens naar Within You Without You en Tomorrow Never Knows) of zijn op bijna humoristische wijze bewerkt (Gnik Nus, Octopus’s Garden). De versie van While My Guitar Gently Weeps bevat als enige ‘nieuwe’ muziek van een strijkorkest. Die geeft de akoestische Anthology-versie van het nummer een prachtige aanvulling. Mooi gedaan, maar behoort zeker niet tot de hoogtepunten van de cd.
Ook is het George en Giles gelukt om een nieuwe impuls te geven aan het studio-imago van de Beatles. Waar ooit de progressieve muziek zijn oorsprong vond, dan was dat toch wel in Studio 2 van de EMI studio’s aan Abbey Road in Londen. De nadruk op de cd ligt ook niet voor niks op de jaren 1966 tot 1969, aangezien de groep toen als eerste gebruik maakte van acht opnamesporen en de studio met al haar randapparatuur als een ‘instrument’ inzette. Inmiddels is het aantal sporen met Protools ongelimiteerd.
Na beluistering van “Love” is er maar één belangrijke conclusie mogelijk: het wordt hoog tijd om de originele albums eens grondig op te poetsen (met name de stukken van “Abbey Road” klinken voller en meer sprankelend). Tot die tijd kunnen The Beatles met deze plaat probleemloos de 21ste eeuw in. Tijdloze, innovatieve popmuziek zonder enige houdbaarheidsdatum.
Wouter Bessels