Ik heb een hekel aan de term supergroep. Zet een aantal muzikanten uit min of meer bekende groepen bij elkaar en je hebt een supergroep. Ja hoor…laat ze eerst maar eens supermuziek maken, dan praten we verder.
Als de uitgever een band met leden uit Wobbler, Tusmørke, Jordsjø en The Samuel Jackson Five als zodanig aankondigt, doet mij dat de wenkbrauwen fronsen.
The Chronicles of Father Robin is in ieder geval een Noorse progrockband die avontuurlijke en melodieuze muziek maakt, met de wortels in de periode eind jaren 60, begin jaren 70. De muziek klinkt inderdaad erg retro en bevat een enorme dosis folkinvloeden. Retro folkprog zouden we het kunnen noemen.
Het gezelschap ontstond in 1993 met een gezamenlijke interesse in volksverhalen, mythologie, fantasy-literatuur, psychedelica en avontuurlijke muziek. Ze spraken af een verhaal te creëren rond het fictieve personage Father Robin uit het mythische land Airoea. Uitdagingen, ontwikkelingen en gebeurtenissen die op hun levenspad kwamen vertaalden ze in dit verhaal, dat ook muzikaal vorm kreeg. Ze liepen de Noorse illustrator Lars Bigum Kvernberg tegen het lijf, die het verhaal van passende, sprookjesachtige plaatjes voorzag.
Als ik bandnaam en albumtitel zo eens beschouw verwacht ik rustieke, niet al te zware folkrock met wat middeleeuwse invloeden, waarbij het gezelschap ook gebruik maakt van authentieke instrumenten. Na een lange wind van een minuut lijk ik met The Tale for Father Robin gelijk te krijgen. Na dit luchtige minuutje gaat het toch net een andere richting uit. Zeker, de folkklanken zijn op Eleision Forest niet van de lucht, de hoge zang van Andreas Wettergreen Strømman Prestmo (Wobbler) doen je in een sprookjesbos wanen. Na een tijdje barst het gezelschap echter los. Echt stevig gaan ze van leer, met vette gitaarriffs en een band die op volle sterkte meedoet. Bakken met toetsen hoor je ook. Woest ronkende Hammonds, grommende Mellotrons en ander toetsenspul uit de oude doos lijken om voorrang te strijden. Het toetseninstrumentarium dat de vijf (!) toetsenisten gebruiken is ronduit indrukwekkend.
Niet veel later is het weer verstilling troef. De hoge (samen)zang, wat plukgitaar, een piano en de bij dit soort muziek onvermijdelijke fluit creëren weer rust. En zo golft dit lange nummer op en neer, met aan het einde ook schreeuwende zangers en stevig gitaarwerk. We horen een bijzonder soort mix van Yes uit de beginjaren en Jethro Tull. Het is niet verbazingwekkend dat ook invloeden van (het toetsengeluid van) Wobbler aanwezig zijn. Een lekkere drumbeat leidt Death of the Fair Maiden in. De basgitaar is nadrukkelijk aanwezig in dit vooral ingetogen nummer. Dit doet me iets aan het soms mysterieuze Jordsjø denken. Tegen het eind gaan toch alle remmen weer los en is het gedaan met de rust. Gitaar en Hammond proberen boven het geweld uit te komen.
Dik een kwartier duurt Twilight Fields. De opbouw is weer fraai, met heerlijk fluitspel en veel subtiel toetsenwerk. Het middenstuk laat een andere kant van TCOFR zien. Meer tegendraadse ritmes en ronduit psychedelische sferen, inclusief blieb-bliebgeluiden. Lichte trekjes van Gentle Giant, King Crimson en Tusmørke zijn waarneembaar. Een aangename middeleeuwse sfeer waart rond bij het begin van het slotakkoord Unicorn. We weten dan al dat het zo niet zal aflopen. Het slot is kneiterhard, met elkaar overstemmende gitaren, een solo en straffe riffs.
The Chronicles Of Father Robin is geen supergroep, ze maken ook geen supermuziek. Op “The Song & Tales of Airoea” wel hele lekkere, met een hoog retrogehalte en een dikke lik folk. Het contrast tussen mysterieuze, dromerige klanken en hele stevige kost werkt wonderwel. Ik kan hier super van genieten.