Het is vaste prik dat de Canadese gitarist/toetsenist/zanger Stéphane Desbiens de albums van het naar hem genoemde D-Project op laat leuken door enkele bekende muzikanten uit de wereld van de prog. Eerder al waren onder anderen Martin Orford, Tomas Bodin en Derek Sherinian te gast bij hem. Op “Big Face”, de derde plaat van het project, zijn maar liefst vijf gasten van de partij waarvan Tony Levin, Bartek Kossowick en Lalle Larson de meeste bellen zullen doen laten rinkelen. Ditmaal liggen de gastbijdragen wat minder zwaar op de muziek en vormen ze een goed geheel met de rest van de band. Even gaan de gedachten uit naar namedropping, maar nee, de muziek is gewoonweg te goed om het met mindere zielen te doen.
Daarnaast weet Desbiens zich net als op zijn vorige albums gesteund door een los-vaste club muzikanten. Sommigen staan hem al jaren bij zoals bassist Mathieu Gosselin en diens drummende naamgenoot Jean Gosselin. Zij loodsen je op een stuwende manier door de muziek heen door vooral onopvallend maar toch ook zeer dynamisch te zijn. Vlak de twee niet uit. Uiteraard is het Desbiens zelf die het meeste in de spotlights staat. De man kan fantastisch gitaarspelen en zit helemaal in de Pink Floyd-hoek. Hij schuwt het ook niet om met een ferme hardrockriff te komen en soms gaat hij richting classicrock. Het is fijn dat Desbiens balans weet te houden tussen virtuositeit en smakelijkheid. Hij is een uitstekend muzikant.
Als componist heeft Desbiens in de loop der jaren zijn klasse zien groeien. “Big face” zit zeer vernuftig in elkaar, zo ook de nummers op zich. Er is een grote variëteit aan muzikale items en omdat deze beurtelings zijn neergezet boeit de plaat eigenlijk constant. Er gebeurt altijd wel wat. Zijn het niet die machtige Mellotronklanken, dan zijn het wel die duizelingwekkende gitaarsolo’s of het zijn die vele expressies van de zang. Er is fantastisch spel op sax, viool, Chapman stick en akoestische gitaar. Wat als een rode draad door het album heen loopt zijn de vrouwelijke koortjes. De Pink Floyd-achtige oeh’s en aah’s zijn dan ook niet van de lucht. Ze zorgen misschien wel voor de meeste coherentie.
De stem van Desbiens klinkt helemaal te Roger Waters, maar dan wel met een randje Bryan Adams. Hij kan zo uitbundig zijn omdat het muzikaal allerlei kanten op gaat. Net zo makkelijk zijn er prognummers, straight forward songs en ballades. Bij The D Project is alles mogelijk, of het nou jazzy klinkt of swingend, industrieel of vlot.
Het album opent met de progsong Day. Deze wordt gedragen door het dampende basspel van meneer Levin. De mengeling van Peter Gabriel, King Crimson, neo- en retroprog belooft veel. Zo is daar de ballade Anger. Nou ja, ballade? Eigenlijk mondt dit broeierige nummer met zijn enorme gitaarsolo uit in een stuk enerverende rock. Het is een zinderende aangelegenheid. Terwijl de akoestische gitaar en de viool het nummer uitkabbelen haalt Desbiens het onderste nog een keer uit z’n tenen. Dan komt het meest proggy nummer van de plaat. We hebben het hier over de titeltrack Big Face, een nummer dat uitstekend gezongen wordt door Bartek Kossowicz van Quidam. Hij ziet zich geconfronteerd met een sterk opgebouwd stuk, donker in het begin en euforisch tegen het eind. Het is de spil van de plaat. Ook een sterk nummer is het instrumentale Conspiracy. Het heeft zeer virtuoze Spaanse gitaar in de intro en de sax is wonderschoon. Het zijn dit soort momenten die je aan de boxen gekluisterd houden. Het kan haast niet anders dan dat dit album op een bijzondere manier moet afsluiten en dat doet het dan ook. Het Franstalig Poussiere De Lumiere is een door Claire Vezina gezongen chanson die overgaat in een wervelend stuk prog met een daverende toetsensolo van Lalle Larson.
Het album, dat met z’n 51 minuten nogal aan de korte kant is, bevat nog twee videoclipjes. Deze doen eerlijk gezegd afbreuk aan het geheel. So Low en Don’t Tell The Kids zijn de meest toegankelijke nummers van de plaat. Als onderdeel van het bonte geheel doen ze het prima maar als losse nummers zijn ze beduidend minder en twee AOR-getinte nummers achter elkaar bekijken doet dit album geen eer aan.
Big face mag doorgaan als een geslaagd product. Als Stéphane Desbiens de volle mastering hoort die Andy Jackson aan het album heeft meegegeven moet hij toch heel tevreden zijn. Zijn gitaargerichte progfratsen vinden op “Big Face” hun maximum en dat is iets dat alleen maar beantwoord kan worden met een big, big smile.
Dick van der Heijde