Het Canadese trio The D Project is alweer aan zijn vierde album toe. Het debuut “Shimmering Lights” gooide acht jaar terug nog behoorlijk wat ogen, maar sindsdien hield de band zich wat op de achtergrond, althans in Europa. Stéphane Desbiens deed het belletje rinkelen als frontman van Sense, maar weet zich in zijn eigen D Project verder te ontplooien. Dat doet hij op het vierde album “Making Sense” met de gebroeders Jean en Mathieu Gosselin, respectievelijk drummer en bassist.
In vergelijking met de vorige drie albums is er weinig getornd aan de formule van D Project. Nog steeds vullen dreigende gitaarklanken, solide drumpartijen, brede toetsen en integere zang de kleurrijke songs. Een boeiende cross-over tussen King Crimson ten tijde van “Red”, het trage werk van Rush en de dynamiek die een album als Pink Floyd’s “The Wall” zo spannend maakt. Dat alles weten deze Canadezen te botvieren in drie kwartier. De strijkersgroep in Missing Star zorgt voor een prettig rustpunt en is tevens het warmst geproduceerde nummer van de plaat. Daarin klinkt Desbiens zelfs bijna als Max Werner (Kayak) en klinken de koortjes met de begeleidende akoestische gitaren zelfs een beetje zoet; een sfeer die we ook in het post-Gabriel werk van Genesis vinden. Iets romantisch, terwijl Desbiens ook op gitaar de gevoelige snaar raakt. Opvallend is ook het (sopraan)saxofoonspel van gastmuzikant Giovanni Orteaga, vaak net op de momenten dat je het niet verwacht.
Ook deze D Project-plaat heeft wat opmerkelijke gasten, zoals zanger Sean Filkins (Big Big Train) en ex-Lazuli lid Claude Leonetti die met zijn unieke Léode in Spanish Castle de plaat in totaal andere sferen brengt dan in de afgelopen twintig minuten. Het instrumentale, zeer ritmisch georiënteerde stuk doet het vingervlugge Flamenco-spel – wederom van de hand van Desbiens – in bijna Flairck-achtige vormen hullen. Het blijkt een exotisch uitstapje, want met het daaropvolgende Dagger volgt een stuk dat het dichtst staat bij de neoprog van D Project’s eerste platen. Het maakt de weg vrij voor het boeiende tweeluik die het album afsluit en dat nog even de voorgaande zeven stukken samenvat tot een er snelle fade out volgt. Jammer dat er geen stevige punt wordt gezet; dat had het spannende karakter van de plaat helemaal afgemaakt.
Bijkomstigheid is dat “Making Sense”, overigens net als voorganger “Big Face”, behoorlijk stevig in de markt wordt gezet als een samenwerking met geluidstechnicus Andy Jackson (Pink Floyd e.a.), maar niets is minder waar. Jackson heeft ‘slechts’ gezorgd voor de mastering en heeft dat op zeer goede wijze verzorgd, maar de Brit doet dat tegenwoordig voor talloze andere bands en brengt later dit jaar zelfs een eigen album uit bij Esoteric Antenna. Toch zet The D Project met dit vierde album een prima plaat neer die bruist van de vitaliteit en virtuositeit. En dat alles weer in een hoes die dezelfde sfeer uitstraalt als het artwork van de vorige drie albums van deze band. Prog uit Canada blijft toch altijd speciaal.
Wouter Bessels