Enid, The

Aerie Faerie Nonsense

Info
Uitgekomen in: 1978
Opnieuw opgenomen in: 1985
Heruitgave in: 2002
Label: Inner Sanctum
Website: http://www.theenid.com/
Tracklist
A Heroe's Life (7:07)
Ondine (3:45)
Interlude (3:45)
Bridal Dance (6:37)
[Fand] 1985
i. Isle Of Brooding Solitue (2:57)
ii. The Silver Ship - Landfall (5:02)
iii. The Grand Loving (9:37)
iv. Love / Death... The Immolation Of Fand (12:07)
Bonustrack:
[Fand] 1999 - demo
i. Isle Of Brooding Solitue (2:27)
ii. The Silver Ship - Landfall (4:18)
iii. The Grand Loving (10:04)
iv. Love / Death... The Immolation Of Fand (8:13)
Robert John Godfrey: toetsen
Francis Lickerish: gitaren
Chris North: drums, percussie
Terry Pack: bas
Stephen Stewart: gitaren
Dave Storey: drums, percussie
Tears Of The Sun (1999)
The White Goddess (1998)
Healing Hearts (1996)
Members Of One Another (1996)
Anarchy On 45 (1996)
Sundailer (1995)
Tripping The Light Fantastic (1994)
Final Noise (1989)
The Seed And The Sower (1988)
Lovers And Fools (1986)
Salome (1986)
Fand (1985)
The Spell (1985)
The Stand (1984)
Something Wicked This Way Comes (1983)
Six Pieces (1980)
Touch Me (1979)
Aerie Faerie Nonsense (1978)
In The Regions Of The Summer Stars (1976)

Oh, wat kan ik het me makkelijk maken als het gaat om dit album. Gewoon even de volgende steekwoorden uit de recensie van het debuutalbum “In The Region Of Summers Stars” knippen:

Rachmaninoff (pianowerk) ontmoet Edward Elgar (de statige melodieën), Maurice Ravel (de sprookjesachtige muziek gecombineerd met de wonderlijke arrangementen) ontmoet Richard Strauss (het Also Sprach Zarathustra orkestpallet) en tenslotte, progrock ontmoet Vangelis (toetsenwerk) en Mike Oldfield (gitaarwerk) = De Ultieme Symfonische Rockband.

En we zijn klaar! Tenminste, het zijn die woorden die denk ik het best omschrijven hoe de muziek klinkt van deze bijzondere Britse band. Een band die geformeerd is rond de twee tegenpolen van een rockband met twee gitaristen, een bassist en drummer annex percussionist (met een uitgebreid instrumentarium ‘geleend’ van een symfonieorkest) en een gesjeesde conservatoriumstudent (Robert John Godfrey) die in zijn eentje een compleet orkest uit zijn toetsenarsenaal weet te toveren. En daar waar het bij andere bands dan vaak tot een muzikale botsing tussen die twee verschillende muziekculturen komt, is het binnen The Enid zo dat uiteindelijk iedereen zich aan elkaar heeft aangepast en het tot een werkelijk volmaakte synthese van klassieke muziek en rock komt.

Na het verschijnen van het eerdergenoemde debuutalbum en een aantal succesvolle concerten raakt de band verstrikt in een lange worsteling met haar management dat hen er van weerhoudt om op te treden en zelfs een nieuw album op te nemen waarvoor de muziek al lang klaar is. Een donkere periode voor de band die uiteindelijk eind 1977 kan worden afgesloten. Je zou dan verwachten dat dit zijn weerslag zal vinden in de muziek die men vervolgens gaat opnemen, maar het tweede album wordt een beduidend luchtiger geheel waarvan de titel, “Aerie Faerie Nonsense”, de lading voor een groot deel dekt.

Kant 1 (de eerste vier nummers) mag men gerust de Aerie-kant van het album noemen. A Heroe’s Life opent gelijk vol overtuiging: opzwepend en orkestraal. De hoofdmelodie van het stuk wordt gebracht door beide gitaristen Stephen Stewart en Francis Lickerish en de muzikale geest van Mike Oldfield waart overduidelijk rond in hun gitaarspel. Toetsenist Robert John Godfrey biedt flink tegengas maar onderbreekt ook de gitaaruitbarstingen. Het wordt al gelijk in dit stuk duidelijk waarom die genoemde synthese van rock en klassiek bij The Enid zo goed werkt: de geschreven muziek is op een uitmuntende wijze gearrangeerd waardoor de scheidslijnen tussen die twee werelden zijn verdwenen. Muzikaal waart hier ook de geest van Edward Elgar en zijn Pomp & Circumstance (denk aan de echte ‘Last Night Of The Proms’ en het overbekende Land Of Hope And Glory).
Ondine laat de andere kant van The Enid horen: een mooie ingetogen, bijna zuchtende melodie gespeeld op piano en akoestische gitaren voert de boventoon. Het doet bijna Renaissance-achtig (de muziekstijl, niet de band) aan, maar toch kruipt het bloed waar het niet gaan kan en ondergaat die schitterende melodie toch nog een metamorfose naar de bekende Enid-bombast. Het slagwerk vervult hier ook veel meer een rol zoals je die hoort in een symfonieorkest, maar de intentie waarmee wordt gespeeld is wel weer duidelijk rock-gericht.

Na een korte Interlude volgt dan Bridal Dance waarin, zoals zo vaak bij The Enid, de kitsch gevaarlijk op de loer ligt. Je zit er eigenlijk op te wachten dat het elk moment in bijna James Last-achtige klanken uitbarst en dat maakt het gelijk ook wel weer spannend. Het stuk is een vlotte Weense wals, die almaar dikker en voller wordt aangezet. Ook hier weer de gitaarpartijen in de hoofdrol en het synthetisch orkest van Godfrey dat tegengas biedt. Op het hoogtepunt komt de boel plots tot stilstand en volgt er nog een dromerig slot.

De Faerie-kant van het album wordt volledig in beslag genomen door het bijna 30 minuten durende Fand: een symfonisch klankgedicht in vier delen en dan in de beste Britse traditie. Godfrey heeft de klankwereld van Gustav Holst (The Planets) en Arnold Bax (die zelf ook een stuk voor symfonieorkest getiteld “The Garden Of Fand” op zijn naam heeft staan) vertaald in een rocksetting. Voornoemde heren zijn op hun beurt ook weer sterk beïnvloed door de klankwereld van Richard Strauss en zijn symfonische gedichten. Deel 1 opent met donkere toetsenklanken, hoorngeschal, zware gong en grote tromroffels. Er wordt een beeld opgeroepen van een eenzaam eiland dat bij ochtendgloren opdoemt uit de mist. Deel 2 opent met een gitaartokkel die me wel heel bekend voor kwam toen ik het voor het eerst hoorde, totdat ik vervolgens kort daarna weer eens naar het debuut luisterde en diezelfde gitaartokkel tegenkwam in het nummer The Reaper. The Enid suggereert hiermee een soort van twee-eenheid tussen deze twee albums; de muziek komt uit dezelfde bron maar het eindresultaat is anders. Een zweverige strijkersmelodie wordt over deze gitaarpartij gelegd die naarmate het stuk vordert, verder wordt uitgewerkt en uitmondt in een zwaar symfonische climax. Naadloos gaan we vervolgens verder met Deel 3 en dit is werkelijk een wonder van arrangeertechniek. Een speelse, bijna dansante melodie doet haar intrede en wordt vervolgens door nagenoeg elk instrument voor het voetlicht gebracht. Het wordt allemaal een stukje complexer als er een tegenmelodie in het spel komt die als het ware dartelt rondom deze hoofdmelodie. Ook deze tegenmelodie krijgt eenzelfde behandeling door alle instrumenten en op zijn Enid’s wordt er weer naar zo’n schitterende symfonische climax toegewerkt, waarna er nog een trage slotmelodie volgt die feitelijk een variatie is op een melodie uit Deel 2.

Hiermee lijkt het stuk op een bijna spookachtige wijze tot het einde gekomen, maar het laatste en langste deel is helemaal alleen voor Godfrey en zijn toetsenarsenaal. Godfrey vat nog eens alle voorafgaande muzikale gebeurtenissen samen in een schitterend slotdeel vol met warme strijkersklanken. Meerdere keren duikt er voorzichtig een melodie op die pas aan het slot tot volle wasdom komt: dit is Romantische muziek bij uitstek. Vervolgens trekt Godfrey alle registers nog eens open en volgt er een symfonische apotheose die zijn gelijke niet kent zowel binnen als buiten de symfonische rock. Het is niet zo verwonderlijk dat met name dit laatste stuk in die jaren tot het emotionele hoogtepunt wordt gerekend van de concerten van The Enid. De muziek heeft iets op en top Brits in zich en weet mij, als iemand met een zwak voor dit grote eiland, zijn bewoners en zijn cultuur, ook altijd nog steeds te raken.

Zoals ik al schreef, een groot deel van de titel dekt de lading van de geboden muziek maar het is dat laatste stukje van de titel, ‘Nonsense’, dat wat mij betreft gerust vergeten mag worden. Deze muziek is verre van nonsens, maar is wat mij betreft het bewijs voor het uitzonderlijke talent van Robert John Godfrey en zijn kompanen. Er zouden in latere jaren nog heel wat albums volgen gevuld met mooie, soms wonderlijke en vreemde muziek, maar op geen enkel album zoals dit klinkt The Enid zo ongedwongen, zo uitbundig en zo symfonisch.

P.S. De cd-uitgave van “Aerie Faerie Nonsense” kent al een evenzo gecompliceerde geschiedenis als het debuut (zie recensie). Voor een deel zijn de originele opnames hiervan niet meer voorhanden, dan wel (volgens R.J. Godfrey) niet echt meer van goede kwaliteit. Daarom besloot de band om in 1984 uiteindelijk het album voor een groot deel opnieuw op te nemen of te remixen (waarbij met name de toetsen- en gitaarpartijen onder handen werden genomen) en vond men het tijd worden om Fand op een bevredigende manier af te ronden, hetgeen resulteerde in het lange deel 4. Het is deze versie uit 1985 die uiteindelijk de basis is voor alle verdere uitgaven van dit album. De bonustrack, in de vorm van een demo-/repetitie-opname van Fand uit 1999, is uiteindelijk nog aan de heruitgave uit 2002 op Inner Sanctum toegevoegd. Het is deze uitgave die als basis heeft gediend voor deze recensie. Een uitgave die ik van harte (met uitzondering van de compleet oninteressante 1999 versie van Fand) kan aanbevelen, want hij klinkt als een klok en verslaat daarmee de eerdere cd-versies met groot gemak.

Christian Bekhuis
Koop bij bol.com

Send this to a friend