The Orb ontmoet Pink Floyd ontmoet het Berlin Philharmonic…
The Enid is een Britse progband rond de progprofessor Robert John Godfrey. Het gezelschap maakt met name in de late jaren zeventig en beginjaren tachtig furore met een aantal fraaie studioalbums, waarvan uw scribent de lp’s “In The Region Of The Summer Stars” en “Six Pieces” nog dikwijls van zolder haalt om lekker ouderwets te draaien op zijn antieke platenspeler uit 1978.
Enid praeses Robert John Godfrey (componist en toetsenist) heeft lange tijd last gehad van depressies waardoor hij moeilijk tot het schrijven van muziek kwam. Gelukkig heeft Godfrey zijn muzikale leven weer op de rails gekregen en vervolgens een nieuwe band geformeerd. En nu is er dan het nieuwe album “Journey’s End”. Ik hoop niet dat dit werkelijk het einde van de Enid reis betekent, want daar is hun muziek veel te fascinerend voor. Ik heb waarachtig vele jaren naar dit album uitgekeken. Maar… kan ik de muziek van dit album langs dezelfde proglat leggen als zijn voorgangers?
Allereerst even iets over de muziek van The Enid, want die is wel heel uniek in ons progwereldje. Veelal neigen de doorgaans instrumentale nummers naar de klassieke muziek van Britse componisten uit de 19e en 20e eeuw zoals Edward Elgar en Benjamin Britten. Uiteraard is het geheel hier en daar in een modern rocky jasje gestoken en wordt de muziek voortgebracht door hoofdzakelijk digitale toetsen en zingende gitaren. Knap hoor, het lijkt soms op de Enid albums alsof er een voltallig symfonieorkest aan de bak is.
“Journey’s End” is het eerste studioalbum van The Enid in elf jaar. Het concept van de cd bevat zes nummers, die min of meer in elkaar overlopen. Vijf van de tracks zijn geheel nieuw, terwijl het nummer Malacandra eerder uitkwam op de Enid verzamelaar “Arise And Shine Volume 1”. Het thema van “Journey’s End” behandelt de intieme relatie tussen een boom en zijn blad… Het kan niet anders of Prinses Irene moet hier van smullen.
Ik ben overigens niet van plan alle nummers tot op het bot te analyseren. Daarmee doe ik namelijk deze plaat geen recht. Je zal het album als een geheel moeten beschouwen én beluisteren. Godfrey is weer heerlijk in vorm op zijn uitgebreide toetsenarsenaal. Daarbij wordt hij deze keer ondersteund door de gitaren van Jason Ducker, die wel heel erg dicht in de buurt komen die van Francis Lickerish, de snarentovenaar uit een eerder Enid tijdperk.
Malacandra is wat mij betreft het hoogtepunt van het album. Deze bijna epic komt het meest in de regio van de Enid platen uit de zeventiger en tachtiger jaren. De orkestratie klinkt mij vertrouwd in de oren met zijn typisch Britse Enid akkoorden en overgangen. Als nieuwkomer zal je hier even aan moeten wennen, maar na een aantal draaibeurten wil je niets anders meer. De muziek is erg filmisch en zal als ondersteuning van bijvoorbeeld een documentaire over Antarctica nog beter tot zijn recht komen.
Toch komen mijn superlatieven over “Journey’s End” met deze regels ook direct tot een eind. Waarom? Ik ben name een liefhebber van The Enid vanwege zijn geweldige emotionele en ongevenaarde melodieën, waarvan het nummer The Lovers op het album “Lovers and Fools”mijn favoriet is. En helaas hoor ik op dit album niet de kwaliteit terug die ik van Godfrey gewend ben, ik kan er niets aan doen, ik had er gewoonweg veel meer van verwacht. Misschien waren mijn verwachtingen wel veel te hoog, ik weet het niet… De muziek zit prima in elkaar hoor, en je hoort dat er veel werk in gestopt is tijdens de drie jaar van het opnameproces, maar het raakt me niet en dat spijt me.
Het zou overigens best kunnen dat “Journey’s End” jou wel degelijk raakt. En om dat uit te vinden raad ik je aan om The Enid eens live te gaan bekijken en wel in ons eigen kikkerproglandje, want dat blijft altijd een belevenis van jewelste. De band staat op 3 september 2010 in De Pul in Uden.
The Orb ontmoet Pink Floyd ontmoet het Berlin Philharmonic… óke dan, die staat nog, maar helaas met een tikkeltje minder glans; de proglat kan ook niet altoos zo hoog liggen.
Joop Klazinga
Aanvulling bij de heruitgave van 2013
In 2013 bracht de band de plaat nogmaals uit, opnieuw gemixed en gemasterd en bovendien voorzien van twee extra tracks met nieuwe zanger Joe Payne. Dat is een hoop winst, want ruim twintig minuten extra muziek. In het boekje heeft Godfrey een paar passages uit zijn autobiografie opgenomen, die een aardig inzicht geven in het ontstaan van de band. Als schrijver hanteert Godfrey overigens de zelfde barokke stijl die hij als componist gebruikt: 350 woorden voor een uitleg over het ontstaan van de naam van de band, die hij in de laatste zin vervolgens weerlegt!
Enfin, wie de wijze raad van collega Klazinga nog niet ter harte heeft genomen en dus nog met het album kennis moet maken, kan het beste proberen deze nieuwe editie te bemachtigen, vanwege die twee extra nummers. Met zanger Joe Payne is The Enid er ongelooflijk op vooruit gegaan. Dat hoor je meteen in Here Comes The Summer, een stuk dat ook door het gebruik van harmoniërende gitaarpartijen erg aan Queen doet denken. Door de vrolijke melodie, de samenzang en de melodie moest ik ook aan Moon Safari denken en dat is geen klein compliment. Niet alleen door de zang, maar ook door de rijke orkestratie en het aanzienlijk actuelere geluid vind ik dit met een het beste stuk van de plaat. In de gitaarsolo zit trouwens een heel kort citaat uit een solo van Dave Gilmour op “Dark Side Of The Moon”. Geinig!
Something Different This Way Comes is, kenners zien het meteen, een verwijzing naar het oudere stuk Something Wicked This Way Comes, van de gelijknamige plaat uit 1983 en is in feite een nieuwe opname van dat stuk. Het gekke is wel, dat deze versie ook op “Shining (Arise And Shine III)” staat onder de correcte naam. Wat Godfrey hier bezield heeft zullen we wel nooit weten. Het blijft overigens een erg mooie nieuwe versie van een absoluut prijsnummer, dus erg is het niet. Er zijn lelijkere liedjes om meer dan eens uit te geven.
Kortom: wie de plaat nog niet kent kiest het beste voor deze uitgave uit 2012. Blijft de vraag, waaróm het album nogmaals is uitgegeven, zo kort na het origineel. Die twee bonustracks zijn wel erg fraai, maar hebben per saldo heel weinig met de rest van de plaat te maken. “Journey’s End” is immers een soort van conceptplaat, met een andere zanger bovendien. Eigenaardig.