Deze recensie is er niet voor diegene bij wie het kwartje van The Flower Kings na negen cd’s nog steeds niet is gevallen. De komende paar minuten zijn dan beter besteed aan het doorsnuffelen van onze uitgebreide recensie-index. Hij is ook zeker niet bedoeld voor diegene onder jullie die nog nooit iets van The Flower Kings gehoord hebben en nieuwsgierig zijn, want die raad ik dan toch liever aan om eens naar “Retropolis” (1996) of “Space Revolver” (2000) te luisteren.
Voor wie is deze recensie dan wel? Eigenlijk voor de liefhebbers die afgehaakt zijn na het vorige album “The Rainmaker” (2001). Want hoe meer tijd er verstreken is sinds het verschijnen van dat album, hoe matiger ik het album ben gaan vinden. Alles wat The Flower Kings zo ontzettend leuk maakt, ontbreekt aan dat album. Dat warme bed van diverse toetsenklanken, die extra gitaarpartijtjes op de achtergrond, de grote rol voor een breed scala aan percussie-instrumenten, ruimte voor instrumentale uitspattingen en het op een onnavolgbare wijze aaneenrijgen van muzikale ideeën alsof er geen eind aan lijkt te komen. De basis was er, maar het was gewoon nog niet af.
“Unfold The Future” is dat gelukkig wel. Terug is dat heerlijke, kleurrijke geluid dat mij nog altijd het meest doet denken aan een moderne versie van het geluid dat Yes voor ogen moet hebben gehad ten tijde van “Tales From Topographic Oceans”. Het zijn de twee lange stukken van het nieuwe Flower Kings album, The Truth Will Set You Free en Devil’s Playground, die wat mij betreft ook op gelijke voet mogen staan met het beste van het genoemde Yes-album. Beide laten een ware achtbaan aan muzikale wendingen aan ons voorbijtrekken, waarbij het mij opvalt dat er, in vergelijking met het verleden, meer ruimte is voor jazzrock/fusion-achtige passages. Maar nergens duurt het te lang en altijd is er wel weer een symfonisch hoogtepunt nabij. Ja, het zijn verdraaid lange nummers maar ze vervelen nog voor geen seconde wat mij betreft.
En als we het dan toch over hoogtepunten hebben dan kan ik gerust stellen dat cd1 van dit album tot één van de beste in het oeuvre van deze band gerekend mag worden. Zoals Black And White mooi ingetogen opent, waarna Jonas Reingold de rest van de band voortstuwt in het instrumentale gedeelte, is gewoonweg schitterend. Silent Inferno bouwt al vroeg op naar een climax en Stolt schudt en passant één van zijn mooiste gitaarsolo’s van de afgelopen paar jaar uit zijn mouwen. Je denkt dan al snel dat hij z’n kruit te vroeg heeft verschoten in dit stuk, maar dan volgt er een verrassende wending: met een lange Latin-rock passage met solo’s voor Tomas Bodin op elektrische piano en Reingold op zijn fretloze bas laten de heren eens aan Carlos Santana horen hoe het anno 2002 nog steeds kan, als je maar wilt. Het drukt je ook gelijk met de neus op het feit dat de percussie van Hasse Bruniusson zo’n sfeerbepalende factor is op dit album. Waarom speelt hij eigenlijk niet of nooit mee tijdens hun concerten?
Cd1 sluit af met The Navigator en Vox Humana: twee kortere nummers gedomineerd door aangename zang en gedragen door het toetsenwerk van Bodin, die überhaupt lekker veel ruimte krijgt op dit album. Nee, als Stolt nou besloten had om Silent Inferno aan het einde te zetten en vervolgens deze cd gewoon als een enkelaar had uitgebracht dan was dit gewoon hun allerbeste album geworden. De manier waar op het album als één geheel, want de meeste tracks lopen redelijk naadloos in elkaar over, aan je voorbijtrekt maakt het tot een schitterende luistertrip.
De tweede cd haalt dat niveau jammer genoeg net niet en dat komt met name door de twee fusion-achtige uitstapjes: Soul Vortex en The Devil’s Danceschool. De eerste is een improvisatie die net iets tè richtingloos is en de tweede breekt de, door het sterke Rollin’ The Dice, opgebouwde sfeer. Deze laat overigens een richting horen die ik in de toekomst nog wel eens nader uitgewerkt zou willen zien door deze band. Rollin’ The Dice is een soort minirockoperaatje over de verleidingspogingen van de duivel (favoriet onderwerp van Roine Stolt) met klasse zangpartijen van Hasse Fröberg en Daniel Gildenlöw (Pain Of Salvation). Deze voelt zich duidelijk als een vis in het Flower Kingswater, getuige ook zijn partij in Fast Lane. Het slot van dat stuk doet het overigens goed in de auto, hoewel het misschien niet zo goed zal zijn voor de portemonnee aangezien ik de neiging krijg om flink mijn gaspedaal in te trappen. Man Overboard en Solitary Shell zijn de tegenhangers van de laatste twee nummers van de eerste cd. Mooie nummers, die jammer genoeg niet het niveau halen van de rest van het album. Ze vormen wel een mooie relaxte opmaat voor de laatste super-achtbaanrit: Devil’s Playground.
“Unfold The Future” mag absoluut tot één van de beste Flower Kings albums gerekend worden en het is zeker een van de meest consistente. Echt een visie op een muzikale toekomst wordt ons niet voorgeschoteld en je vraagt je dan ook af hoe lang Stolt c.s. dit nog kunnen herhalen. Maar intussen hebben ze het wel voor elkaar gekregen om mij weer te overtuigen van hun muzikale vakmanschap. “Vakmanschap is Meesterschap” zei men jaren bij een bierbrouwerij in het oosten van het land en dit gaat zeker op voor dit album.