Het is dat John, Rod en Ty in meerdere of mindere mate betrokken zijn bij progbands, anders was er geen enkele reden geweest om de tweede plaat van hobbyclub The Jelly Jam op Progwereld te bespreken. Toen deze uit de hand gelopen liefhebberij nog Platypus heette en toetsenist Derek Sherinian binnen de gelederen had, werd er nog wel eens iets progressiefs op de band gesmeten, maar The Jelly Jam is een doorsnee hardrockband met een te goeie drummer.
De nummers op “2” zijn binnen enkele weken in de repetitieruimte geschreven. Dat kon niet anders, want de heren hadden het erg druk met hun normale baantjes als bassist bij Dream Theater, gitarist bij King’s X en sessiedrummer. Het resultaat is een korte (er was nog niet voor drie kwartier repertoire) serie korte liedjes die in de eerste plaats herinnert aan King’s X, aan machorockers als Lenny Kravitz en aan een hele reeks bandjes die in de jaren ’70 van de vorige eeuw succes oogsten in de Verenigde Staten. Ik dacht tenminste in eerste instantie met de nieuwe Ted Nugent van doen te hebben! Strakke, stevige rock met wat lichte funknoten en meerstemmige koortjes.
Natuurlijk drukt Ty Tabor een zware stempel op de muziek met zijn gitaarspel, maar bijzonder indrukwekkend is dat niet. Hij maakt zich erg druk met een ruim arsenaal powerrifs en ander geweld, maar dat kan niet voorkomen dat alle liedjes vooral reuze simpel zijn. John Myung voegt daar weinig aan toe. De enige die nog wat jeu geeft aan deze rechte rock is Rod Morgenstein met zijn knappe shuffeltjes en tegendraadse breaks. Als de spreekwoordelijke vlag op de poepboot steekt zijn bijdrage er met kop en schouders bovenuit.
Het helpt ook niet dat Ty tien van de twaalf liedjes voorziet van zijn karakteristieke stem. Met ‘karakteristiek’ bedoel ik vooral onvast en zeurderig. Gek genoeg is zijn stem, waarmee hij niet kan voorkomen dat de plaat een beetje eentonig wordt, wel erg goed voor de bijzonder fraaie koortjes die de nummers opsieren.
Tenslotte, en dat mag ook wel eens gezegd worden, staat er op “2” een aantal simpele, maar krachtige en sterke liedjes. Prijsnummers als Maybe en She Was Alone hebben een heel lekker in het gehoor liggend refrein, waardoor “2” een fijne plaat is tijdens licht huishoudelijk werk. Zoals gezegd is het allemaal wat eentonig, waarmee ik bedoel dat The Jelly Jam weinig in klank of instrumentengebruik varieert, maar zolang de liedjes goed zijn is dat niet erg. Helaas zijn sommige andere nummers, als opener Not Today en bijna-afsluiter War Is… wat al te eenvoudig en kinderachtig. Runaway is haast punk.
Je snapt dat een virtuoos als Myung wel eens wat simpelere muziek wil spelen dan wat-ie tijdens zijn dagbaantje moet verstouwen, maar in dit geval levert dat nog geen half uur goed materiaal op waar je weinig progfanaten een plezier mee doet. Het is bijna zonde om daar zo’n voortreffelijke drummer als Rod Morgenstein voor te verslijten.
Erik Groeneweg