John Irvine is een Engelse gitarist. Hij schrijft modern klassieke gitaarmuziek, waarvan stukken op zijn website te beluisteren zijn. Erg mooi spul, maar ik zou er geen woord aan vuil maken, als John niet nog een ander project had, de John Irvine Band. Dit powertrio heeft een eerste album uitgebracht en het is een tamelijk bijzondere plaat.
Nou ja, bijzonder… Het is een gitáárplaat, hoe bijzonder is dat? De spreekwoordelijke dertien in het afgezaagde dozijn, hoor ik je denken. Twee dingen. Ten eerste: denk eens niet zo hard? Ten tweede: Irvine heeft het geluid van meestergitarist Allan Holdsworth, de zachte toets van Pat Metheny, de bite van Steve Morse en de ritmische finesse van Alex Lifeson. Zo beter?
De composities zijn niet wereldschokkend, dat wil ik dan nog wel toegeven. Fusion, beetje blues, maatsoort-goochel-prog die zijn bestaan dankt aan dat Canadese powertrio (nee, niet Triumph, sukkel!), regelrechte jazz en een softe ballade. Allemaal mooi en heel erg in orde, maar wat me er toe drijft om in 27 graden hitte met een rood hoofd aan de pc gekleefd te zitten, is niet zozeer het ‘wat’, als wel het ‘hoe’. En hoe!
Potverpillepap, wat kunnen deze heren spelen! Irvine is een steengoede gitarist die zijn geluid tot in de puntjes verzorgt en ook bassist Kemp kan lekker spelen. De glansrol is echter weggelegd voor drummer Emslie, die naast dit bandje ook in symfonieorkesten en een industrial metalband speelt. Wat deze meneer presteert is meer dan indrukwekkend. Hij vliegt alle kanten op, speelt in, tegen, naast en soms in een compleet ander land dan de tel en houdt de boel desondanks strak bij elkaar. De eerste keer zat ik met open bek te luisteren. Daarbij komt ook nog, dat de mannen, terwijl ze zó goed spelen, de indruk wekken zich in te houden. Beheersing lijkt een sleutelwoord.
Muzikantenmuziek, dus, waarbij vooral de voorliefde voor Holdsworth en Metheny de overhand krijgt. Daar valt wel iets over te zeggen, want soms benadert Irvine zijn voorbeelden zo dicht dat epigonisme op de loer ligt. Ik vind dat nooit een groot probleem, beter goed gejat enzovoorts, maar met zoveel talent in één geluiddichte kamer dringt zich wel de vraag op: waarom? Waarom maak je, als je zoveel kan, een nummer als In April? Oké, het luistert lekker weg en zo’n plaat moet vol, maar Pat Metheny heeft driehonderd albums gemaakt, dus wie zit hier op te wachten?
Gemiezemaus in de kantlijn hoor, want verder is dit een heel erg fijn album voor liefhebbers van gitaarjazz, fusion en ook zeker prog. Irvine houdt de spanning hoog, zijn maten spelen de sterren van de hemel en als er in 2011 een beter klinkende gitaarplaat is gemaakt, ben ik daar wel heel benieuwd naar, want “Wait & See” klinkt zo waanzinnig goed, dat hi-fi een understatement is. Mocht Irvine voor zijn volgende album het lef hebben om zijn grote voorbeelden wat meer los te laten, dan gaan we nog wat meemaken. We zullen zien. (Wait & See, get it?)
Erik Groeneweg