Al jaren is de in 1962 geboren Italiaanse toetsenist Vincenzo Ricca in de weer met het maken van muziek voor documentaires en films. Het resultaat daarvan is een enorme discografie die nauwelijks op een enkel A4-tje past.
De man weet dus heel goed hoe om te gaan met het begrip ‘verbeeldingskracht’. In 2012 speelt hij zich flink in de kijker bij het progpubliek door een album te maken dat gonst van de retro-progressieve muziek. Het is het eerste deel van een drieluik, een ode aan de stad Rome en diens geschiedenis. Nou dan weet je het wel. Deze instrumentale stedentrip zet hij neer met een keur aan medemuzikanten, waaronder meestergitarist Steve Hackett en de eigenzinnige saxofonist/fluitist David Jackson maar ook onder anderen Frank Carducci is met z’n 12-snarige gitaar van de partij. In 2016 verschijnt het tweede deel van de trilogie: “Of Fate And Glorie”, een album waarbij de focus meer ligt op het Romeinse Rijk in het geheel. Liefhebbers van Genesis en Yes weten waar ze moeten zijn als ze hun trommelvliezen willen laten strelen en een ieder is dan ook aangenaam verrast als anderhalf jaar later het afsluitende derde deel verschijnt. Het album, dat luistert naar het tongenbrekende “Exegi Monumentum Aere Perennius”, verklankt op melodieuze en wervelende wijze het einde van het Romeinse Rijk en de erfenis daarvan zoals die terug te vinden is in allerlei culturen. De nummers hebben zoveel te bieden dat het een inkoppertje is om er vanuit te gaan dat deel drie als het beste van de trilogie zal worden beschouwd.
Ondanks het feit dat het album bestaat uit een tiendelig concept en een drietal bonustracks zit er toch coherentie in het 57 minuten durende geheel. Deze is er omdat elke seconde muziek bezwangerd is met die kenmerkende Italiaans filmmuziek-vibe die dan weer gecombineerd is met retroprogressieve smakelijkheden. Dat de meeste muzikanten waar Ricca op dit album mee samenwerkt geen onbekenden zijn voor het project en zodoende dus weten wat de muziek nodig heeft, is een groot voordeel.
Ricca kan ongelooflijk trots zijn als hij hoort wat Nick Magnus doet met het klassiek getinte en wonderschone pianospel in Proemium, maar hij kan dat vooral als hij daarna de fluwelen tonen hoort van Steve Hackett in het epische Exegi Monumentum. Hackett komt hier met overwegend melodische thema’s en figuren, meer dan met flamboyante solo’s. Dit verkapte titelnummer is van monumentale pracht en wordt fraai in de steigers gezet door Mellotron en baspedalen. Het heldere fluitspel van John Hackett brengt een hoop lucht aan in het nummer terwijl drummer Daniel Pomo samen met Franck Carducci op basgitaar voor enige grimmigheid in het middenstuk zorgt. Dan volgt het bronstige blaaswerk van David Jackson in het begin van Once Were Romans. Na enige tijd kleuren de toetsen het nummer vrij bont in en daar weet de Van Der Graaf Generator-saxofonist wel raad mee. Ook hier past trots zoals dat eigenlijk voor elk nummer geldt. Of Myths And Gods heeft een mooie pastorale gloed waarin je iets folk-achtigs kan ontwaren en het aan John Wetton opgedragen 476 A.C. is een slepende aangelegenheid dat met z’n fluitspel helemaal de sfeer oproept van het oude King Crimson. Wat weet Ricca toch goed hoe hij tot je verbeelding moet spreken. In het vierdelige Aere Perennius laat hij ook nog eens horen dat hij over goed geoliede vingerkootjes beschikt. In het derde en vierde deel combineert hij z’n pracht met de sierlijke en tegelijkertijd sinistere viool van David Cross. Je voelt dat het reguliere album in z’n finale zit waarna het weer de beurt is aan Nick Magnus om met klassiek pianospel het concept een epiloog te geven.
Na het reguliere album zijn het de bonustracks die de fakkel moeiteloos overnemen. Of het nu gaat om de gesproken woorden van de inmiddels overleden Banco-zanger Francesco Di Giacomo in Ab Urbe Condita of over de wervelende viool in Non Omnis Moriar, dit album blijft boeien tot op het bot. Ter afsluiting is er een demoversie van Down To The Demus Aurea, een nummer dat origineel op het debuut staat. Het bombastische gitaargeluid dat Hackett hier laat horen is koren op zijn molen en zet een geweldige punt achter het album.
Vincenzo Ricca heeft in vijf jaar tijd een prachtig drieluik gemaakt waar de liefhebbers van instrumentale jaren ’70 retroprog hun hart aan kunnen ophalen. Zij kunnen reikhalzend uitkijken naar wat Ricca en z’n projectmaten nog meer laten horen. Het tot de verbeelding spreken is hen wel toevertrouwd.
Dick van der Heijde